V\ 'V. iat De tweede zoon van Ab en Alie, Fred (1949), koos voor een loopbaan bij het Gasbedrijf, maar moest wel als kind meehelpen in de zaak. Dat gold eveneens voor dochter Joke (1954) die in de winkel stond. Fred blikte als volgt terug: “Ik was een jaar of tien toen er een beroep op me werd gedaan. Als het voorjaar weer aanbrak en het tijd werd voor de grote schoonmaak, iets apart Uit de tijd dat ik voor mijn vader werkte, staat mij nog een grappig voorval bij, dat zich in de winter was blij dat ik kon gaan werken. Daarnaast volgde ik de opleiding aspirant-gezel schilderen in Alkmaar. Daarvoor moest ik twee avonden en een middag in de week naar school. Later volgde ik de Nationale Schildersschool in Utrecht. Dat hield in dat ik vijf dagen per week op en neer reisde. Dus vroeg op, laat thuis en veel huiswerk. In het vierde jaar kwam ik in gesprek met een docent over mijn toekomstplannen. Toen kwam zijn vraag of ik weleens had nagedacht over de lerarenopleiding. Later kwamen we samen tot de conclusie dat het voor mij een goede keuze zou zijn. Ik moet zeggen dat hij het goed gezien had, want op één maand na heb ik 42 jaar in het onderwijs gewerkt. ik na schooltijd behangtafels naar de klanten. Dat deed ik met de fiets. Ik zette een tafel op een van de trappers en liep zo naar de mensen toe. We moesten ook ‘rekeningen lopen Het betrof meestal bedragen die niet hoger waren dan een rijksdaalder en direct werden geïncasseerd. Vaak kon ik weer terug als men geen geld in huis had. Ik vond het bijzonder dat we in de jaren ’60 en ’70 een hulp hadden voor de winkel en de huishouding. Dat was ook wel nodig, omdat we een gezin hadden met zeven kinderen en moeder ook in de winkel stond. In totaal hadden we drie meisjes, waaronder Thea Huisman. We beschouwden de hulp, die intern woonde, altijd als onze grote zus. Ons gezin kon overigens goed rondkomen van de inkomsten uit het bedrijf. Begin jaren ’60 kocht mijn vader zelfs een Renault Dauphin en daar paste het hele gezin in. Mijn moeder op de passagiersstoel met een kind op schoot en achterin zaten drie kinderen met ook allemaal een broer of zus op schoot. afspeelde. Dat is voor schilders altijd een lastige periode, waarin je bent aangewezen op binnenwerk. Omdat er op een gegeven moment nog niet begonnen kon worden met een volgende klus, mocht de pauze wel wat langer duren. Die tijd werd ingevuld met een potje klaverjassen. Toen kwam er een bekende klant binnen, die dacht dat er niet veel werk was en dat hij daarvan wel kon profiteren. Mijn vader vertelde de man echter dat hij geen tijd had om voor hem te werken. Waarop de klant verontwaardigd reageerde met de opmerking: maar jullie zitten toch te klaverjassen? Daarop zei vader: Het maakt niet veel uit of het personeel voor mij aan het werk is of aan het klaverjassen, want het kost in beide gevallen geld en nu heb ik er tenminste nog plezier van! De klant had begrip voor het antwoord... Wat het helpen van mijn vader betreft, heb ik nog een aparte herinnering. Eindjaren ’60 vroeg hij mij De verfton uit BAKKUM brengt ook dit jaar weer Bakkummerstraat 58 - Tel. 2275 - verspreidden mijn vader, Jan, Bert en ik het zogenaamde ‘behangboekje’. Dat bevatte circa 25 staaltjes van het behang dat mijn vader kon leveren. Achterop stonden de behangnummers en de prijs per rol, die bijvoorbeeld in 1961 varieerde van zo ’n f 0,75 tot f 1,75. Als we klaar waren met rondbrengen, gingen we met z’n vieren naar automatiek Baas in de Dorpsstraat en werden we door vader getrakteerd op een heerlijk karbonaadje in jus! De behangboekjes inspireerden tot het kopen van een nieuw behangetje, wat ook regelmatig werd gedaan. In die tijd werd er al veel zelf behangen. Daarom bracht Fred Weda achter de kassa van ‘de Verfton’. Tekst op het behangboekje uit 1961 Bert Weda op de Nationale Schildersschool in Utrecht. BAKKUM 75

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2017 | | pagina 76