Niek Kaan
50
tricum 7050 in- en uitstappers, wat neerkomt op meer dan
2,5 miljoen reizigers per jaar. Dit mede dankzij de betekenis
van het nabij gelegen natuurgebied en het strand.
In 1969 verving NS het oude station door een gebouw van
de hand van architect Sander Douma waarin de tunnel uit
1931 werd opgenomen. De luxe restauratie werd na enkele
jaren vervangen door een zeer gewaardeerde VVV-ANWB
vestiging. Na intrekking van de gemeentelijke subsidie is
de ruimte nu in gebruik als bloemenwinkel. Nieuwe aan
passingen aan het gebouw zijn in aantocht met het oog op
de ontwikkelingen aan de westkant van het station.
Het gemeentebestuur bood namens de gemeenschap van
Castricum op 21 november 1969 aan de Nederlandse
Spoorwegen een carillon aan. Bij eerdere verbouwingen
is het verwijderd en nu ligt het ergens op de gemeentewerf
te wachten op betere tijden. Herplaatsing zou een mooie
herinnering zijn aan ‘de boog van Thorbecke’.
Het rangeerterrein -
jeugdherinneringen van Frans Zaal
Bronnen:
Archief gemeente Castricum, zoals aanwezig in het Re
gionaal Archief;
Baars, Frans, De komst van het spoor, 16e Jaarboekje
Oud-Castricum (1993);
Brugmans, dr. I.J., Thorbecke, Haarlem (1958);
Delpher krantenarchief, Koninklijke Bibliotheek;
Kamp, Piet van der, Vervoer per spoor in Castricum, 16e
Jaarboekje Oud-Castricum (1993);
Utrechts Archief voor documentatie over de aanleg van
de spoorlijn;
Zuurbier, Simon, Wie was ...Hermanns Zaalberg, 5e
Jaarboekje Oud-Castricum (1982).
“Bij het station van Castricum lag een rangeerterrein.
Ik weet niet waar het officieel voor nodig was,
wellicht voor transport van de veilingopbrengst
van de tuinders, maar het lag er wel, compleet met
de nodige wissels. Eén spoor kende ik wel, dat was
voor de kolenwagen, bestemd voor het psychiatrisch
ziekenhuis Duin en Bosch. Eens in de zoveel tijd kwam
een locomotief met de kolenwagen aanrijden. We
bleven dan altijd kijken, want het was de gewoonte dat
de machinist met zijn loc de zware wagen een enorme
duw gaf, waardoor die voortrolde over een spoor
richting de Duinenboschweg. Waar nu het voetpad
ligt, was toen een spoor richting het ketelhuis van het
ziekenhuis. De ene machinist was daar behendiger in
dan de ander; vaak gebeurde het dat de wagen al aan
het begin van de weg tot stilstand kwam.
Als we terugkwamen van onze favoriete speelplek
de Papenberg, dan gingen we vaak naar het
spectaculaire rangeren kijken. Die herinnering
leverde voor mij nog een behoorlijke frustratie op.
Op zekere dag keek ik naar de bewegingen van
locomotief en wagens, toen opeens de loc een soort
vreugdesprongetje maakte. Op het spoor bleek een
grote bout te liggen waarmee de rail normaal vast
werd gemaakt aan de biels. Onmiddellijk werd ervan
uitgegaan dat de dader naar het effect daarvan stond
te kijken. Helemaal onschuldig was ik niet, want
we hadden al eens een muntstuk op de rails gelegd,
wat tot onze vreugde een platgewalst stuk metaal
opleverde. Maar deze keer was ik hieraan totaal niet
schuldig. Aan een woedende machinist moest ik mijn
naam en adres opgeven en dat had tot gevolg dat ik
mij moest melden bij het politiebureau in de statige
villa aan het begin van de Dorpsstraat. Ik heb daar
honderd strafregels moeten schrijven: Ik mag geen
steen op de rails leggen. Zeer verontwaardigd was ik
en bovendien was het niet eens een steen.”
Kort daarop volgde dan weer een ander ritueel. Vanuit
het ziekenhuis, vroeger gesticht genoemd, kwam
een contingent krankzinnigen (dat was nu eenmaal
de gebruikelijke naam) met een verpleger naar de
kolenwagen. Vaak was het moeilijk te zien wie de
verpleger was, maar op zijn commando werd er halt
gehouden. Net als trekhonden voor een kar werden de
patiënten dan ingespannen en de lijn werd vastgemaakt
aan de wagen. Soms moest er op iemand gewacht
worden die nog moest plassen en wij kregen op die
manier voortijdig een gedeelte van onze voorlichting.
Het moeilijkst was om de wagen in beweging te krijgen,
maar als hij eenmaal rolde, sjokte het stel voor de
wagen uit en kon er op Duin en Bosch weer gestookt
worden. De wagen moest ook weer teruggebracht
worden, maar dat was niet zo’n probleem, want dan
kon men met minder krachtige bewoners volstaan.
Bovendien was het een goede therapie.
Het rangeerterrein lag achter het station op de plaats van het
huidige parkeerterrein.