IK?
De boog van Thorbecke
150 jaar spoorlijn
TV
J’l’
Oost of west van Castricum
Het is dit jaar 150 jaar geleden dat Castricum op
het spoor werd aangesloten. Op zondag 1 mei 1867
vond de eerste rit plaats met hoogwaardigheidsbe
kleders, de dagen daarop was het gewone publiek
aan de beurt. Waarom werd het onbetekenende
Castricum met een wijde boog op het spoornet
aangesloten en hoe belangrijk was het voor de ont
wikkeling van het dorp?
Ter aanvulling op de artikelen over de komst van
het spoor in het zestiende jaarboekje (1993) nog
een kort antwoord op deze vragen.
inhield dat gedurende 15 jaar kosteloos zand mocht wor
den afgegraven. Zo ontstond de Zanderij die daardoor
beter geschikt werd voor de tuinbouw. De afspraak was
dat voor de diepte van de afgraving de bovenkant van de
drempel van de buitendeur van de wachtkamer van het
station maatgevend was.
De Commissie voor de Staatsspoorwegen adviseerde in
januari 1863 om de spoorbaan langs de oostkant van Cas-
tricum aan te leggen, ondanks het voordeel van de makke
lijke aanvoer van zand als de aanleg aan de westkant zou
plaatsvinden. De voornaamste reden voor dit advies was
dat bij een mogelijke voortzetting van de spoorlijn door
de Zaanstreek, de route dan 1500 el (1035 meter) korter
zou worden en tegelijkertijd een aansluiting met Haarlem
langs Beverwijk gemakkelijker was.
Voor de aanleg van de spoorbaan sloot de Staat een over
eenkomst met de eigenaresse van het duingebied, jonk-
vrouwe Margaretha Johanna Deutz van Assendelft, die
Op 11 september 1863 meldde de Opregte Haarlemsche
Courant dat overeenkomstig de wens van minister Rudolf
Thorbecke (1789-1872) de spoorbaan toch langs de dui
nen ten westen van Castricum zou worden aangelegd.
Wel werd het een nadeel genoemd dat de hele kom van
de gemeente aan de binnenzijde van de boog, een ‘haakse
bocht van 100 graden, kwam te liggen. Hierdoor zou het
vrije uitzicht van de machinisten gehinderd worden.
De reden waarom Thorbecke toch aanleg aan de westkant
van Castricum wenste, zou van formele aard zijn geweest.
Voor de zandaanvoer kon, bij aanleg aan de oostkant, des
noods tijdelijk een zijtakje gemaakt worden. Thorbecke
meende echter dat voor dat doel het middel van ‘onteige
ning ten algemene nutte’ niet ingezet kon worden. Om aan
dat bezwaar tegemoet te komen moest een blijvende boog
De spoorweg tussen Den Helder
(toen Nieuwediep) en Amsterdam
werd door het rijk aangelegd onder
de naam Staatslijn K en geëxploi
teerd door de Hollandsche IJzeren
Spoorweg Maatschappij (HSM).
Amsterdam was eerst alleen
bereikbaar via Uitgeest en Haar
lem. Pas in 1878 kwam na de bouw
van de Hembrug de kortere route
Alkmaar-Amsterdam via Zaandam
beschikbaar.
In 1866 was het stationsgebouw
van Castricum gereed gekomen.
Het stond daar maar eenzaam in
niemandsland. De eerste bebou
wing begon pas 300 meter ver
derop. Aan de Stationsweg was nog
geen huis te bekennen. De witte
villa’s dateren uit 1919 en kwa
men dus pas 50 jaar later. Het dorp
met rond de 1400 inwoners was
niet veel meer dan de Dorpsstraat
en de Burgemeester Mooijstraat, die toen nog Kramers
weg heette. De omliggende zandwegen en paden waren in
slechte staat. Het spoor kreeg in het tuinbouwdorp bepaald
geen warm welkom. Pas na herhaald aandringen van de
toenmalige minister van Binnenlandse Zaken besloot de
gemeenteraad de toegangsweg van het dorp naar het sta
tion te begrinden en te verlichten. Tussen het station en de
r.-k. kerk werden zes petroleumlantaarns geplaatst.
5
I
--
Station omstreeks 1907.
i
47
'31