(36 m2) voor in de plaats komen. Het laatste huisje wordt verhuurd, achtereenvolgens aan schoenmaker Johannes Schaap, timmerman Petrus Gijzen en scheepstimmerman Aris de Groot. Het timmerbedrijf zal door de familie Res op deze plaats nog tot 1982 worden voortgezet (zie verder hierover het 28e Jaarboek). 407: metselaar Cornelis de Groot met zijn gezin Naast Hendrik Beugeling woont de 42-jarige Cornelis de Groot (1787-1847), metselaarsknecht, met zijn vrouw Maartje Schavemaker en hun zeven kinderen, dan in leeftijd variërend tussen 1 en 17 jaar: Cornelis, Neeltje, Jan, Aaltje, Neeltje, Maartje en Lourens. De oudste zoon Cornelis staat in 1830 ook al vermeld met het beroep metselaarsknecht. De familie De Groot zal vele metselaars voortbrengen (zie ook het 29e Jaarboek, De Castricumse familie De Groot). Cornelis de Groot is in 1810 getrouwd met Maartje Scha- vemaker en woont in het huis van zijn ouders, die beiden reeds zijn overleden. Het huis en erf worden door de erf genamen, de vier broers De Groot, pas verdeeld in 1819. Cornelis neemt dan het deel van zijn drie broers over. Hij kan dan ook nog een stukje grond kopen van zijn buurman en zwager Pieter Schavemaker, waarmee hij zijn perceel tot 260 m2 vergroot. Cornelis overlijdt in 1847; zijn vrouw Maartje is al in 1833 overleden. De kinderen en erfgenamen verkopen het huis in 1851 aan zwager Adrianus Dekker, gehuwd met hun zus Aaltje de Groot. Dit echtpaar zal in dit huis al vanaf hun huwelijk in 1847 hebben gewoond. Adrianus Dekker (1815-1899) is een veelzijdig figuur. Hij is achtereenvolgens broodbakkersknecht, bloemkweker, klerk, gemeenteontvanger en makelaar. Hij was ooit de enige amb tenaar op het 'om de hoek' gelegen gemeentehuis. Adriaan en Aaltje krijgen negen kinderen, waarvan er drie zeer jong over lijden. Hun kinderen Kees, Dirk en Maartje blijven ongehuwd en in het huis aan de Schoolstraat wonen. Genoemde zoon Dirk geeft als meester Dekker les op de Openbare Lagere School, die in 1854 was gebouwd naast het gemeentehuis (over mees ter Dekker een uitvoerig artikel in het 27e Jaarboek). 408: broodbakker Pieter Schavemaker Dit perceel grenst deels aan de Schoolstraat en deels aan de Overtoom; het is ten opzichte van de overige percelen heel groot en omvat volgens de kadastrale beschrijving in 1832 een huis met erf en stal met een oppervlakte van 900 m2. De eigenaar is Pieter Schavemaker (1774-1831), broodbakker van beroep. Pieter koopt in 1797 het huis van zijn ouders Jan Schave maker en Maartje Schermer. In 1830 is Pieter 56 jaar; hij is in 1796 gehuwd met Grietje Castricum en woont in dit huis met drie kinderen: Catharina (23 jaar), Elisabeth (21 jaar), Dirk (13 jaar) en de boerenknecht Jan Kooij uit Oudesluis. Het grote huis, een stal en de boerenknecht wijzen erop dat naast de broodbakkerij ook vee wordt gehouden, een com binatie die vroeger vaker voorkwam. Pieter en Grietje krijgen in totaal elf kinderen, waarvan er zes als kind overlijden. Pieter overlijdt in 1831 en Grietje in 1832. Het bedrijf wordt geërfd door de oudste zoon Jan Schavemaker, die in 1826 trouwt met Aaltje van Wienen uit Schoten (nu gemeente Haarlem). Jan en Aaltje wonen in 1830 met hun nog twee zeer jonge kinderen op hetzelfde perceel. Uiteindelijk krijgen zij negen kinderen. Ook dit gezin wordt niet gespaard. Hoewel er 'maar' één kind jong overlijdt, wordt Aaltje in 1842 al weduwe met acht nog jonge kinderen. Aaltje zet het brood bakkersbedrijf voort en hertrouwt anderhalf jaar later met de 14 jaar jongere 28-jarige broodbakker Jacob van Voorst uit Egmond-Binnen. Jacob was waarschijnlijk al als brood bakkersknecht bij haar werkzaam. Aaltje van Wienen over lijdt drie jaar later in 1847. Haar jonge kinderen worden bij verschillende gezinnen in Castricum ondergebracht. Het perceel 408 met de opstallen worden in een openbare verkoping op 21 maart 1848 verkocht aan Dirk van der Velde, zonder beroep, dan wonende te Uitgeest. Het perceel wordt dan omschreven als: 'Een huizinge, waarin broodbakkerij en winkelnering wordt uitgeoefend, met deszelfs stallingen, erf, werf en tuin, staande en gele gen te Castricum in de Kerkbuurt, kadastraal bekend in sectie B, nummer 408, ter grootte van negen roeden.' Dirk van der Velde (1820-1893) trouwt anderhalve maand later met Neeltje van der Park, die geboren was in Assen delft en in 1835 met haar ouders Jan van der Park en Petro- nella Brakenhoff verhuisde naar Castricum. Haar moeder had in dat jaar een boerderij aan de Oosterbuurt(weg) geërfd van haar vader Jan Franszoon Brakenhoff. Dirk van der Velde zet als broodbakker het bedrijf voort, daar naast wordt hij ook landbouwer en landman genoemd. Dit gecombineerde bedrijf blijkt ook in 1873, als hij het geheel in het openbaar verkoopt dat wordt omschreven als: 'Een huis, waarin de broodbakkerij wordt uitgeoefend met annexe boerderij en stalling, hooiberg, dorsch en verdere getimmer ten, benevens erf, werf en tuin te Castricum in de Kerkbuurt, Kadaster Sectie B, nummer 910, groot negen aren. Dirk Dekker was onderwijzer aan de openbare lagere school van 1879 tot 1921. V.l.n.r.: Kees, meester Dirk, zijn vrouw Maartje en Adriaan. 69

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2016 | | pagina 69