Ik bleef natuurlijk over tijdens de middagpauze. Enkele
jongens die wel naar huis waren gegaan, kwamen weer
terug op school en vertelden mij: Je vader is dood". Ik
geloofde daar natuurlijk helemaal niets van, want ik had
hem een paar uur daarvoor nog gezien. Dat moest mijn
opa zijn, die nog op Bakkum aan de Heereweg woonde en
als tuinder niet geëvacueerd was. Want je moest oud zijn
om dood te gaan.
Ik zat in de 4e klas bij meester Louwe. De lessen waren net
begonnen toen de hoofdonderwijzer, meester Van Westen,
samen met mijn ondergedoken neef Kees Bakker, de klas
binnen kwamen en mij vroegen mee de gang op te gaan.
Je bent 9,5 jaar oud, maar je begrijpt heel goed wat er
verteld gaat worden. Het was dus toch waar wat ze me
gezegd hadden!
Het was een moment om nooit te vergeten. Alles draaide
om me heen. Neef Kees moest me vasthouden. Je kunt en
je wilt het niet geloven. Je wereld stort in.
Het stuk weg van school naar de Nuhout van der Veen-
straat, het huis van mijn oom Piet Bakker, waar mijn vader
naar toe was gebracht, duurde een eeuwigheid. Het erge
was dat oom Piet net een week daarvoor zijn vrouw (tante
Anne, de zus van mijn moeder) verloren had. Voor zijn
kinderen was het heel erg om nu al weer een dode in huis
te hebben.
Het naar binnen gaan om daar mijn dode vader te zien lig
gen was verschrikkelijk. Ik weet nog dat moeder zei: "O,
Jan wat zijn we ongelukkig. Hoe moet dat nou verder met
ons."" Hij lag daar alsof hij sliep, een beetje bloed was uit
zijn linker oor gelopen, verder zag je niets. Ik snapte niet
hoe het had kunnen gebeuren. Later is het stukje bij beetje
duidelijk geworden.
Terwijl de PWN-mensen een koffiepauze hielden in hun
schaftkeet rond 09.30 uur, waren een paar Duitse militairen
met te veel schnaps op uit verveling gaan schijfschieten op
die houten schaftkeet. Juist op het moment dat mijn vader
een slok koffie uit de beker van zijn thermosfles nam met
zijn hoofd achterover, vloog die noodlottige kogel door
de houten wand zijn linker oor in en bleef in zijn hoofd
steken. Hij was op slag dood en viel heel langzaam voor
over. Verbijsterde collega's dachten eerst nog dat hij een
grap maakte, wat hij wel vaker deed. En er werd wel meer
geschoten in het bos en duingebied. Maar dan op konijnen
en fazanten. Ze zagen al heel snel dat het fout was. Mijn
vader werd in paniek op een handkar naar het pompstation
gebracht. Arie de Nijs is zo snel hij kon naar de pastorie
gefietst, waarna heel snel door kapelaan Holthuizen nog
de laatste sacramenten zijn toegediend. Daarna is hij met
een gemeenteauto naar de pastorie gebracht. Kapelaan
Van der Zalm is daarna op de fiets naar Uitgeest gereden.
Hij moest dat verschrikkelijke bericht bij mijn moeder
brengen. Daar ben ik niet bij geweest, maar kan me daar
heel veel bij voorstellen. Ze heeft mijn zieke zusje goed
ingepakt en is met lood in haar schoenen naar de pastorie
gefietst. Daar wilden ze wel weten wat te doen. In overleg
met mijn oom Piet is toen besloten om mijn vader in zijn
huis op te baren.
Bij de PWN zat de schrik er ook goed in. Het is in de
oorlogsjaren de enige keer dat de PWN 's middags al het
personeel dat niet direct nodig was voor het drinkwa-
ter, als protest naar huis stuurde. Er was door het Duitse
commando veiligheid gegarandeerd voor de mensen in
de bossen. En nu dit! De afspraak was duidelijk: als er
oefeningen waren, dan werden Bloemendaal en Fochteloo
gewaarschuwd en werden er klusjes in het pompstation of
op Fochteloo gedaan.
Daarbij was het natuurlijk een blamage voor het Duitse
aanzien: twee dronken Duitsers die een PWN'er zinloos
vermoorden. Het duurde dan ook niet lang of twee hoge
Duitse officieren kwamen zich bij ons melden vergezeld
door een tolk. De Ortskommandantur zat aan de Over
toom, in het huis van de dominee.
Via de tolk lieten ze mijn moeder weten dat beide schul
dige militairen waren vastgezet en vroegen mijn moeder
wat te doen: fusilleren of naar het Oostfront. (Ik was daar
bij en er getuige van; sommige dingen vergeet je nooit.)
Mijn moeder vroeg toen of ze daarmee haar man terug
kreeg. Toen ze nogmaals spijt betuigden, heeft mijn moe
der gezegd dat ze dat zelf maar moesten uitzoeken; ze had
op dat moment zorgen genoeg.
De werkelijke reden van hun snelle bezoek was dat ze een
afspraak met mijn moeder wilden maken. Of mijn moeder
er akkoord mee wilde gaan dat de dood van mijn vader
een ongeluk was tijdens oefeningen en dat het zo in de
officiële stukken zou komen. Als tegenprestatie zouden ze
zorgen dat we in de kortste keren weer in Castricum kon
den wonen. Mijn moeder was op dat moment volkomen
apathisch en heeft dat goed gevonden. Iets waarvan we
later veel spijt hebben gehad. Ze hebben woord gehou
den, want op 31 mei 1944 verhuisden we naar een keurig
schoongemaakte en gestoffeerde woning in de Nuhout
van der Veenstraat (toen 46). Wie er daar voor ons heeft
plaats moeten maken, heb ik nooit geweten. Wilde ik ook
niet weten.
Ook hebben de Duitsers de verhuizing vanuit Uitgeest
geregeld en ze hebben via de toenmalige burgemeester
Masdorp ervoor gezorgd dat mijn moeder voorzien werd
van inkomen. Vader was in tijdelijke dienst bij de PWN
en van pensioen of iets dergelijks was geen sprake. Merk
waardigerwijs was het inkomen tijdens dat laatste oor
logsjaar hoger dan de naoorlogse uitkering van de Stich
ting Oorlogsslachtoffers, later sociale zaken.
Eind augustus, begin september (ik weet het niet precies
meer) ontstond een nieuw probleem. Mijn moeder was
nog volop in het rouwproces (hartpatiënt), toen geheel
onverwachts zonder waarschuwing vooraf familie van
ons, twee gezinnen uit Velsen-Noord, bij ons voor de deur
stonden. Ze waren met spoed uit Velsen geëvacueerd zon
der enig adres waar ze naar toe konden. Ze wisten van ons
redelijk ruime huis. Mijn moeder kon ze natuurlijk niet
wegsturen.
Oom Cor (broer van mijn vader), zijn vrouw tante Nettie
en hun kinderen Jan, Willie en Martien. Dan oom Hendrik
(jongste broer van mijn vader) en zijn vrouw tante Corrie.
Ze kwamen met een motorbakfiets vol met spullen. Toen
nogmaals naar Velzen om ledikanten en matrassen op te
halen. Een huis vol met ellende.
Dat ging een poosje goed, maar de ooms hadden geen
inkomen, voedsel was schaars en drie kapiteins op een
schip dat moest fout gaan. En dat ging het ook. Ik weet
30