dus de Haarlemmerlaan. Het zand daarvandaan werd op
het later ter plaatse uitgebreide kampeerterrein gestort.
Hoe de Haagscheweg, waar ik woon, aan zijn naam komt,
weet ik niet. De naam zou al tweehonderd jaar geleden in
oude akten voorkomen.
Ik begon met 7 gulden in de week en toen ik 18 jaar was,
had ik nog die 7 gulden. Op 22 juni ben ik jarig en dan
zou ik een kwartje meer krijgen. In dat halfjaar dat ik weg
was, kwam er loonsverlaging en toen ik terug kwam had
ik dus nog steeds die 7 gulden.
Ik zei tegen mezelf: Cor daar moet je toch wat aan doen.
Ik maakte gebruik van de mogelijkheid om naar een bos
wachtersopleiding te gaan. Je had vroeger de Landbouw-
winterschool. Dat was voor de jongens die in de zomer
geen tijd hadden. Zo ging ik dus twee winters naar de Bos
wachterscursus. Die werd in de Augustinusschool in het
dorp gegeven."
Duinmeer
"Het zand waarmee de provinciale weg en het viaduct in
1933 gemaakt zijn, komt uit het duinmeer. Het werd alle
maal met het schoppie gedaan. Er waren treintjes met
stoomlocomotief/es voor het vervoer. Achter het jachthuis
Fochteloo stond de locomotievenloods. Later hadden we
er een werkplaats.
Het lijntje liep dwars over het weiland over het kruispunt
op het Schulpstet af. Op het Schulpstet was een aanleg
steiger gemaakt. Daar reden ze de lorries op en die wer
den leeggekiept in de vletten die klaar lagen in de vaart.
De vletten voeren onder het spoor door richting de Grote
Bocht. Daar was weer een steiger en werden de vletten
geleegd in karren, waarmee het zand voor het oostelijk
deel van het viaduct vervoerd werd.
Het duinmeertje wordt ook wel het 'Meertje van Vogelen
zang genoemd. Rentmeester Vogelenzang wilde zand win
nen door de aanleg van het meertje op de plaats van een
duintje dat Jan Klaas Berg genoemd werd. Er heeft onder
aan dat duin vroeger een huisje gestaan, waarschijnlijk
van ene Jan Klaas, waarnaar dat duintje is genoemd.
We hadden een commissie van toezicht met onder ande
ren Jac.P. Thijsse. Ik heb hem hier wel gezien. Hij was
het eerst niet eens met het graven van een duinmeertje.
Dat vond hij een aanfluiting, kunstmatig en onnatuurlijk.
Rentmeester Vogelenzang wist toch zijn zin door te drij
ven. Er was weinig water en het leek hem juist goed voor
de natuur. Toen het werk klaar was, kwam Thijsse weer
kijken. Toen complimenteerde hij Vogelenzang met het
resultaat. Hij zei: "Het valt me toch mee. Je zou niet zeg
gen dat het kunstmatig is."
Oorlogsjaren
Voor de Atlantikwall hebben de Duitsers honderden bun
kers laten bouwen. De oude tramlijn van het station naar
de kolencentrale van het ziekenhuis werd doorgetrokken
naar het voetbalveld van CSV aan de Zeeweg. Daar werd
bouwmateriaal opgeslagen.
De boswachters kregen deels andere taken. Cor weet
nog dat hij met een stel collega's brandhout verzamelde
voor een dependance van Duin en Bosch in Heiloo. Op
dat moment was er een eenheid van de Kriegsmarine in
Bakkum gelegerd. De commandant was het niet eens met
die activiteiten. Ze werden opgebracht naar zijn hoofd
kwartier in de voormalige woning van de directeur van
het ziekenhuis, later kantoor Fochteloo. Cor kneep hem
behoorlijk, want in zijn binnenzak had hij illegale bladen
die hij nog moest verspreiden. Als ze die zouden vinden,
was het met hem gedaan. Hij overwoog om te vluchten,
maar veel kans om dat te overleven, was er niet. Tot zijn
grote opluchting werden ze weggestuurd na langdurig te
zijn uitgescholden.
Een dieptepunt was het in 1944 toen een van zijn colle
ga's, Arie Hageman, bij de Johannasweg in een schaftkeet
werd doodgeschoten door een halfdronken Duitse soldaat.
In de duinen waren mijnenvelden aangelegd. Onder andere
het Commissarisveld en het duingebied ten oosten van de
Heereweg lagen er vol mee. De bezetters hadden wel in
kaart gebracht waar mijnen lagen, maar toch gebeurden er
nog wel eens ongelukken. Manschappen van het versla
gen Duitse leger werden na de oorlog gedwongen om mee
te helpen bij het opruimen van de mijnen en na de ruiming
werden ze in de looppas over het terrein gejaagd. In de
zomer van 1945 zouden er vier Duitsers bij zijn omgeko
men. Toezicht was er van de Geallieerden en Cor Mooij
herinnert zich dat ook de Joodse Brigade erbij betrokken
was. Dat was een onafhankelijke, nationale Joodse een
heid in het Britse leger, voornamelijk bestaande uit Pales
tijnse joden.
Voor de kust, ter hoogte van de laagwaterlijn, lagen beton
blokken waarop mijnen waren bevestigd. Ze versprongen,
een paar vooruit en een paar terug met enkele meters tus
senruimte, waardoor landingsvaartuigen er onherroepelijk
op zouden varen. Na de oorlog lagen die blokken op het
strandplateau. Cor kwam op het idee om ze in het duin
gebied te gebruiken als wegwijzers en naamborden. Voor
de oorlog gebruikte het PWN houten paaltjes met naam
bordjes erop, maar die gingen snel stuk en het beton is
onverwoestbaar.
26
Cor Mooij op een van de driehoekige stenen uit de oorlogstijd, die voor de
bewegwijzering in het duin gebruikt worden (foto Kees Blokker).