malaria die vooral de pas uit Europa aangekomen VOC- opvarenden trof. Op de terugreis was het schip ook al niet erg gelukkig. Na het vertrek van de Kaap was de Zuiderburg de andere schepen van de retourvloot van 1794 uit het oog verloren en uiteindelijk in Ierland de haven van Cork binnengelo pen. Daar werd het onmiddellijk in beslag genomen en deelde het lot van de overige 20 schepen die in Engelse en Ierse havens lagen (zie nr. 7). De papieren van de Zui derburg zullen zich waarschijnlijk met alle officiële en particuliere brieven die het aan boord had in het Engelse Nationaal Archief in Kew bevinden. Er zijn geen gegevens over hem of zijn familie gevonden. 6. Ongeveer het zelfde lot als Frans Tepke trof ook Jacob Jacobse Betz, die als matroos op 12 november 1769 met het schip Nieuw Rhoon van fort Rammekens vertrokken was, een van de zes schepen die dat jaar voor rekening van de kamer Zeeland de reis naar de Oost maakten. Een week na aankomst op de rede van Batavia is hij op 10 juni 1770 in het hospitaal opgenomen en daar ruim twee maan den later overleden. In dat hospitaal was plaats voor 1.000 tot 1.500 patiënten. Het had geen chirurgijn, maar slechts een barbier aan het hoofd. De rest van het personeel was ongeschoold. Patiënten lagen er op bedden met een gat in het midden voor de ontlasting. Vooral de uiterst besmet telijke 'rooie loop', een vorm van dysenterie, was vaak fataal voor verzwakte mensen die er opgenomen werden. Op 10 december 1771, meer dan een jaar na zijn overlij den, is op de schuldbrief van ƒ150,- in Middelburg nog f 35,87 uitbetaald. Er zijn geen gegevens over hem of zijn familie gevonden. --'A j Qj/rFï hoeft niet te betekenen dat hij overleden was. Hij kan zijn contract en contact met de VOC verbroken hebben om zijn geluk elders te beproeven. De kansen daarop waren in Batavia overigens niet erg groot. Op de terugreis vertrok de Nagelboom met de retourvloot, waartoe ook de Zuiderburg (zie nr. 5) behoorde, uit Bata via naar Nederland. Samen met vijf andere retourschepen voer het de haven van Plymouth binnen, waar het negen maanden op de rede van Plymouth gelegen heeft. Uitein delijk werden ze alle zes verbeurd verklaard. De VOC ver loor in 1794-1795 aan Engeland 21 van de 32 retoursche pen met bemanning en lading en acht van de negen uit gaande schepen, een financiële ramp die het einde van de VOC betekende. Lucas was de oudste zoon van de gereformeerde domi nee Jacobus Johannes van Doorne en Petronella Maria Caudri. Hij is op 29 mei 1774 in Castricum gereformeerd gedoopt. Zijn moeder, die 15 was toen ze van hem beviel, is drie jaar later in Castricum overleden. Lucas zal zijn vader, die een jaar later hertrouwde, gevolgd zijn bij diens verdere loopbaan in Edam, Elburg en Kampen. Hier was van Doorne dominee van 1782 tot zijn dood in 1804. Het is opvallend dat Lucas Tobias, de oudste zoon van een in hoog aanzien staande dominee, een jongen die in Kam pen op de Latijnse school had gezeten, op 18-jarige leef tijd geen theologie is gaan studeren, zoals zijn twee stief broers, maar als jongmatroos zijn heil zocht in de VOC. 1-7. In de voorgaande meer dan 50% van de gevallen heeft de VOC alleen maar 'cost' en geen 'baet' gehad van de in dienst genomen inwoners van Bakkum en Castricum, de Oostindië-gangers zelf natuurlijk ook bijna niets. Ze zou den gemiddeld 20 maanden hebben moeten die nen om hun schuld aan de VOC terug te betalen. Ze hebben nauwelijks iets van de wereld gezien, geleerd wat het betekent om met zo'n 250 man in een kleine ruimte te moeten leven en werken, hebben hitte en kou, dorst en ziekte doorstaan, andere mensen uit andere culturen en met een verschillende taal leren kennen (niet alleen de talrijke Scandinaviërs en Duitsers aan boord, maar af en toe ook een verdwaalde Italiaan of Griek). Maar rijk zijn zij of de VOC er niet van geworden. Wat opvalt is het hoge percentage dat aan boord overleden is. 25 a 30 is zelfs voor VOC-begrippen hoog. 7. De jongmatroos Lucas Tobias van Doorne behoorde evenals Frans Tepke tot de laatste lichtingen Oostindië- gangers. Het schip de Nagelboom, in 1790 gebouwd voor de Kamer Amsterdam, vertrok op 9 oktober 1792 van Texel en moest in Duins 10 dagen wachten op een gunstige wind om het Kanaal door te komen. Er waren toen nog geen problemen met Engelse kaperschepen. Het schip kwam begin juli 1791 in Batavia aan. Van begin juni 1792 dateert de laatste vermelding van hem als hij in Batavia als vermist wordt opgegeven. Dit 82 8-12. Van een echte loopbaan in Indië of zelfs maar van het uitdienen van het contract bij de VOC en soms nog langer, is alleen sprake bij een Bakkummer en vier Castricummers, alle vijf uit het midden van de 18e eeuw. 8. Hendrik de Kraker is op 23 januari 1734 voor reke ning van de Kamer Amsterdam met de Gaasperdam, een al tien jaar oud VOC-schip, als soldaat naar Batavia ver trokken. Daarmee was hij de eerste dorpsgenoot die dienst nam bij de VOC. Aan boord bevonden zich 212 zeelui, 111 soldaten, drie vaklui en 19 passagiers. Schipper was Joris Davidson, een ervaren kapitein, afkomstig uit Amsterdam, die de reis naar Batavia meestal zeer snel aflegde. Hij was als onderstuurman op het derde schip Castricum op de reis <r Vermelding van Jacob Jacobse Betz uit Castricum in het scheepssoldijboek van het schip Nieuw Rhoon.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2015 | | pagina 82