matroos aangenomen werd. Dat lijkt een beetje onwaar
schijnlijk, maar in de tweede helft van de 18e eeuw wordt
het steeds moeilijker om werkelijk gekwalificeerd perso
neel te vinden.
4. Adriaan Jacobszoon vertrok op 12 februari 1736
met het schip de Van Alsem, waarop hij als jongmatroos
bij de Kamer Amsterdam was aangenomen. Het schip
kwam op 11 november op zijn eindbestemming Cey
lon aan. Op 9 november, op de rede van Colombo, is
Adriaan gestorven. Het was een redelijk voorspoedige
reis geweest. Op weg naar Kaap de Goede Hoop had
men maar vier doden te betreuren en op de route naar
Ceylon, die voor hem iets te lang duurde, volgens de
scheepspapieren geen enkele. Een dood met de haven
in zicht kwam blijkbaar niet in de boeken. Zijn totale
schuld bedroeg f 170,25. Toen zijn gage over bijna
negen maanden en zijn verkochte spullen er van afge
trokken waren, stond hij nog voor bijna f 98,- als 'te
quaat' te boek.
Er zijn geen gegevens over hem of zijn familie gevonden.
nen de VOC opgeklommen en was uiteindelijk schipper
geworden.
Jan Amsen was, omdat hij de naam van zijn grootvader
van vaderskant draagt, waarschijnlijk de oudste zoon
van Willem Jansz Amse, niet uit diens eerste huwelijk
met Margrieta Hartmans, maar uit zijn tweede met Anna
Twat, dat na 1708 gesloten is. Zijn vader Willem wordt
vanaf 1710 'hospes' genoemd, Anna als zijn weduwe
vanaf 1731 'hospita'. Ze zullen een kosthuis of een her
berg hebben gehad. Jan was dus al minstens begin 30,
toen hij aanmonsterde.
Zie ook nr. 9, zijn broer Hendrik (Willemszoon) Amsen.
3-4. Er zijn nog twee Castricummers die het beloofde land
niet gezien hebben: Jan Willemsz Castricum en Adriaan
Jacobszoon.
3. Jan Willemsz Castricum vertrok als matroos voor de
Kamer Hoorn op 12 juni 1774 van Texel met het schip
De Vrouwe Maria Jakoba. Via The Downs (Duins) bij
Dover, waar drie zeelieden deserteerden, kwam men na
zes maanden op de Kaap aan. Intussen waren 15 man
overleden, onder wie ook Jan Willemsz. Deze
laatste is waarschijnlijk tussen Santiago, het
grootste van de Kaap-Verdische eilanden, waar
men vaak aanlegde om vers water in te nemen, en
de Kaap gestorven en over boord gezet. Met zijn
schuldbrief, gage en kist had hij een schuld die
bij lange na niet gedekt werd door zijn diensttijd
en de opbrengst van de verkoop van zijn spullen.
Hij staat dan ook te boek als 'te quaat' f134,30.
Zijn gage en de verkochte spullen staan geboekt
voor f45,20.
Hij zou een zoon geweest kunnen zijn uit het
tweede huwelijk van Willem Jacobsz Castricum
(±1699-1788) met Grietje Dirks in februari 1745.
Omdat de doopboeken na 1744 verloren zijn
gegaan, kan van de tenminste 10 kinderen uit
dit tweede huwelijk de geboortedatum meestal
niet achterhaald worden. Zelfs als hij de oudste
zoon was, was hij pas 18 toen hij als (volleerd!)
5. Frans Tepke uit Bakkum vertrok op 28 december
1788 als matroos met het in 1786 voor de Kamer Zeeland
gebouwde schip de Zuiderburg. Al direct na zijn vertrek
uit Rammekens verloor het op een zandbank bij Vlissin-
gen zijn roer.
De vermaarde loods Frans Naerebout slaagde erin met
zijn loodsbootje te midden van de ijsschotsen aan boord
van het schip te komen, dat afgezien van een bemanning
van bijna 300 man, ook voor f500.000,- contant geld aan
boord had. Met het loodsbootje als roer achter het schip
gebonden en later zelfs helemaal zonder roer, wist hij de
Zuiderburg naar Plymouth te loodsen. Daar bleef het tot
begin maart 1789. De rest van de reis was voorspoedig.
Het kwam zes maanden later al in Batavia aan (1 sep
tember 1789). Frans Tepke had na aftrek van zijn gage
vanaf eind december nog een schuld van f88,67. Van twee
maanden later dateert de laatste notitie. Waarschijnlijk is
hij een van de talrijke slachtoffers van de dysenterie of de
ei ■Ve*i*apfrifr
Veers
PopKM&ïurg
Soutfiiartfe
Middelburg
Tur Hu^y-j sr
Airoffhjdüfl
Vlissingen
Ramm ekens
Het Oost-Indisch huis aan de Muntstraat in Hoorn.
Walcheren en fort Rammekens, waarvandaan de schepen van de Kamer
Zeeland vertrokken.
81