fOwïéh In 1949 kwam Engel met het transportschip Kota Inten terug, tegelijk met de dorpsgenoten Harm Vermeulen en Hans van Deelen. Toen was het nieuwe dubbele woonhuis, dat vader Floris samen met Nootebos had laten zetten, net klaar. Bakkummerstraat 5 en 7; achter nummer 5 kwam een timmerwerkplaats en achter nummer 7 de smederij met een travalje voor het beslaan van paarden. Die travalje had Floris zelf gemaakt. Loopbaan Zwager Frans Zonneveld werkte ook bij mijn vader. Hij was een beetje invalide. Toen brak er een slechte tijd aan en het werk zakte als een pud ding in mekaar. "Wat moet dat nu" zei mijn vader. "Zal ik ome Frans naar huis sturen"Ik ga wel weg", zei ik. Ik ben toen begonnen bij Jan Spiering in Beverwijk en werd onder andere ingezet bij de Hoogovens. Het tijdelijk personeel kreeg de rot tigste klussen. Toen vroeg Beijnes, de spoortrein- fabriek, nieuw personeel. Ik solliciteerde en werd aangenomen met een proeftijd van drie weken. Na die drie weken, op een zaterdag, werd ik uitbetaald. Ik kreeg 1 gulden en 2 cent per uur. De anderen kregen vier cent meer. Toen ik de volgende week terugkwam, heb ik gezegd dat ik een volwaardige vakman ben en dat ik hetzelfde betaald wilde wor den als de andere mensen die niet in Indië hebben gezeten. Ik kreeg mijn zin niet, leverde mijn werk- kist in en ging terug naar Jan Spiering. Op het sta tion kwam ik later de personeelschef van Beijnes tegen. Die stelde me voor om weer terug te komen. Hij zei: "Ik zal zorgen datje 1 gulden 6 krijgt." Ik ben bij Beijnes teruggekomen en kreeg vol gens afspraak toch die 1 gulden en 6 cent. Door bemiddeling van prins Bernhard hebben we voor Argentinië zelfs roestvrijstalen treinen gemaakt. Voor onze begrippen heel modern. smid, maar daar werd ik ingezet als automonteur en repa rateur van van alles. Op een keer kreeg ik een aanvaring met een sergeant en die slingerde me op rapport. Ik moest bij de commandant komen en die begon met de vraag of ik als kwartiermaker naar Buitenzorg wilde, een plaats op West-Java waar de Gouverneur-Generaal zijn kantoor had. Nu heet het Bogor. Dat wilde ik wel. Daarmee was het gesprek afgelopen. Later zat ik nog als monteur in Soekaboemi. Poncke (Jan) Princen (1925-2002), activist voor mensenrechten, lag daar op een kamer onder anderen samen met Martin Duijn, een andere Castricummer. Zo kwam ik in contact met Princen. Poncke Princen is daar gedeserteerd. De hele groep had hem eigenlijk moeten volgen. Dan schieten de tranen in zijn ogen: "Voor mij was het een held en geen landver rader. Hij had een standbeeld verdiend. Ik heb me vaak afgevraagd wat we daar eigenlijk deden. Wij Nederlan ders wilden toch ook graag bevrijd worden van de Duit sers. Ik had een hekel aan die dienstplicht. We zijn gewoon besodemieterd. Anderhalfjaar zouden we gaan, maar we hebben er drie jaar gezeten." Bij Beijnes ging het op den duur slecht en na acht jaar sol liciteerde ik bij de Linoleumfabriek Forbo in Krommenie. Daar heb ik ook acht jaar gewerkt. Ze vonden me wel een goede smid in Krommenie. Ze vroegen waar ik het vak geleerd had. Bij m'n vader. "Heeft je vader een smederij Ik zei ja. We hebben eigenlijk ander werk voor je, maar we willen je niet uit die ploeg vandaan halen. Zodoende heeft mijn vader toen ook nog opdrachten van Forbo gekregen. Engel maakt een ritje op zijn motor in Soekaboemi op Java. Plaatsgenoten zochten elkaar op. V.l.n.r. Floor Schermer, Martin Duin en Engel Twisk. 64 LAS- ËN CONSTRUCTIEBEDRIJF SMEEDWERK BAKKUMHERSTflAAT 7 HAKKUM MJHi Logo smederij.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2015 | | pagina 64