vrouw van Stuifbergen was een Van den Berg uit Egmond
aan Zee. Door de aanleg van het Noordzeekanaal werd
IJmuiden belangrijk als vissershaven en de Egmonders
trokken daar naar toe. Bertus had een wagen met een ket
waar mijn vader in IJmuiden de bestellingen mee rond
bracht. Bertus liet zijn paard beslaan in Heemskerk bij
smederij Eeltink. Mijn vader stond er altijd bij te kijken.
Het smidsvak trok hem erg aan. Bij die smid kreeg hij toen
zijn eerste opleiding. Later werkte hij in Bakkum bij de
smederij van Jan Hoebe.
Bij een verbouwing van de broodfabriek moesten er gaten
in stalen balken geboord werden. Hoebe had alleen een
handboor en het duurde heel lang voordat zo'n boor door
de balk heen was. Bertus de Groot in IJmuiden had moder
ner gereedschap. Mijn vader ging daar een spiraalboor
lenen.
Bertus stelde hem voor: "Je ken wel bij main komme wer
kenVader zei: "Ik werk nog bij Jan Hoebe. Ik kan niet
zo maar weglopenHij praatte er wel over met ouwe Jan
Hoebe. Die vond het eigenlijk wel een goed idee dat hij
eens een paar maanden bij Bertus ging werken om erva
ring op te doen. Dat heb ie gedaan en daarna is hij weer
terug gegaan naar Bakkum.
Meester-hoefsmid
Mijn vader was klein van stuk. In het keuringsrapport voor
het leger staat 1 meter 60. Hij moest in 1913 opkomen en
had bij de marine gewild als stoker. Dat is hem niet gelukt.
De Eerste Wereldoorlog brak uit en in Den Helder werd
de Kustwacht ingesteld. Daar heeft hij zes jaar gezeten.
Daarvoor was hij nog een tijdje bewaker op het interne
ringskamp in Bergen.
Er was veel geouwehoer en geteut onder de soldaten en
mijn vader ging liever aan het werk. Om wat te doen te
hebben onderhield hij in Den Helder de kanonnen. Er was
een kapitein die Sijpestein heette. Die zag mijn vader daar
altijd scharrelen. Mijn vader vertelde hem dat hij graag
hoefsmid wilde worden, maar dat hij daarvoor een cur
sus moest volgen die op zaterdagochtend in Haarlem werd
gegeven. De kapitein heeft hem toen toestemming gege
ven om op vrijdagavond naar huis te gaan, zodat hij op
zaterdag die cursus kon volgen. Dan ging hij 's ochtends
eerst naar paardenslager Jan Huiberts op de Vinkebaan
voor een paar afgezaagde poten en die gingen achterop de
fiets mee naar Haarlem voor de cursus. Daar kregen ze les.
Een hoef is een ingewikkeld mechanisme hoor. Er zitten
veel zenuwen in zo'n hoef. Door die dikke rand er omheen
moeten zo'n zes hoefnagels geslagen worden. Aan die
hoefnagels zit een smal kantje, waardoor die automatisch
naar buiten lopen. Ze hadden in Haarlem graag dat hij een
rijkserkend diploma zou halen. Toen volgde hij in Utrecht
de opleiding meester-hoefsmid en slaagde met lof. Die
rijkserkenning bestaat tegenwoordig niet meer. Nu kan
iedereen zich hoefsmid noemen.
Wagenmakerij en smederij
Na zijn diensttijd ging mijn vader weer aan het werk bij
Jan Hoebe. Rond 1920 was de Bakkummerstraat nog
steeds niet meer dan een paardenpadje. Alleen in het mid
den was er bestrating. Toen hij naar huis fietste, kwam hij
hier op de hoek Jan de Groot tegen. Die had zijn smederij
in de Schoolstraat verkocht aan Dorus de Groot (een broer
van Kees de Groot van de kalkovens). Jan was 'een man
van het veld', dat betekende dat zijn vader niet bekend
was. Hij droeg de achternaam van zijn moeder. Ze liepen
samen op naar het dorp. "Wilje geen smederij beginnen
vroeg hij. "Daar heb ik geen centen voor," zei mijn vader,
maar Jan zag wel een oplossing.
"Wat ben je laatzei z'n moeder toen hij thuis kwam. Ze
woonden toen al in de Burgemeester Mooijstraat. Hij ver
telde dat hij met Jan de Groot was meegelopen en dat ze het
over een smederij hadden gehad. Voor mij niet te betalen,
maar hij had gezegd dat het wel goed zat. Mijn moeder trok
de stoute schoenen aan en zei: "Wij gaan vanavond naar
hem toe." Diezelfde avond werden ze het al eens.
Timmerman Jan Vlaar uit de Noord had op de hoek van
de Bakkummerstraat en de Vinkebaan een werkplaats. Hij
was met een dochter van Jan getrouwd. Bij de verkoop
van de smederij in de Schoolstraat was overeen gekomen
dat hij geen smederij meer mocht beginnen. Een wagen-
handel of een wagenmakerij kon natuurlijk wel. Daarvoor
werd aan de werkplaats van Vlaar een stuk aangebouwd.
Bertus Nootebos nam het later van hem over.
Via Jan de Groot is mijn vader dus aan de Vinkebaan
terechtgekomen. De wagenmakerij werd steeds meer een
Floris Twisk met kleinzoon Floris op weg naar de kermis in Bakkum.
Achter hem loopt Engel.
61