leien en had bewerking van de bovenlaag ter verbetering
van de grond tot weiland en bouwland plaatsgehad. Nieuwe
en bestaande wegen en wateringen werden aangesloten op
die van het landgoed Bakkum. De koning had welwillend
gereageerd op het verzoek van Gevers om van de zuidelijke
duinvaart en het Koningskanaal gebruik te mogen maken
voor af- en aanvoer van producten en materialen van en naar
zijn duingronden. In hetzelfde jaar (1834) kregen de com
missarissen vergunning om het smalle zuidelijke gedeelte
van de duinvaart op volle breedte te brengen. Behalve voor
het bedrijfsvervoer was dit ook van belang voor een betere
ontwatering van het Geversduin.
Over de jacht zijn er opvallend weinig berichten. Dit is
opmerkelijk, omdat de heren commissarissen en vooral
Rendorp enthousiaste jagers waren. In december 1831
meldt Kros het schieten van een goed dozijn hazen; ze
zijn: "dik en vet door ons ongelukkig koolzaad en te lek
ker om in het duin kwaad te blijven doen!". Over het jaar
1841 rapporteren de commissarissen dat de duinen een rijke
jachtwarande is, maar vermelden zij niets over wildschade.
Het lijkt erop dat men van konijnen veel minder last onder
vond dan van hazen. In een verslag over 1838 staat dat er
nagenoeg geen konijnen waren. Mogelijk is dit het gevolg
van de toestemming die de dorpsbewoners hadden om op
konijnen te mogen jagen. Het aantal hazen en patrijzen zou
in die tijd wel zijn toegenomen. Het belang van de veeteelt
en daarmee van grasland verklaart waarschijnlijk de grotere
aantallen hazen. Hazen hebben een voorkeur voor grasland.
Een bericht uit 1843 betreft een jachtpartij van Rendorp,
waarbij op patrijzen en hazen wordt gejaagd.
Volgens een in 1842 voor het laatst verschenen jaarverslag
werden op de akkergronden rogge, haver, gerst, aardap
pelen en koolzaad verbouwd en in mindere mate wortelen
en paardenbonen. In de loop van de jaren waren de oogst
opbrengsten nogal wisselvallig. Met het verpachten van
gronden ging het steeds minder; in 1842 nog maar 22 ha.
De veeteelt geschiedde bijna uitsluitend in eigen beheer. De
noodzaak om hooi bij te kopen was voor de bedrijfsvoering
een belangrijk nadeel. Het lijkt erop dat de commissarissen
in de loop van de jaren hebben aanvaard dat, als de voersitu-
atie dat vereist, teruggevallen moet worden op buiten de voor
beweiding bedoelde velden. Eind 1842 bestond de veestapel
uit 104 stuks rundvee, 299 schapen en 19 paarden. Op Johan
na's Hof vonden de jaarlijkse veeverkopingen plaats. De zui
velproducten werden op de markt in Alkmaar verkocht. Eind
1842 was de ontginning bijna voltooid en daarmee was het
aantal werkkrachten tot 16 afgenomen. Landgoed Bakkum
was minder bevolkt dan de bedoeling was. Sinds Jan Kros
naar Leiden was vertrokken, heeft commissaris Rendorp de
algemene leiding op zich genomen. Door de armoede in de
zeedorpen werd schade ondervonden in de vorm van hout
diefstallen. Rendorp is daarom in 1836 overgegaan tot de
aanstelling van twee veldwachters.
Koninklijk bezoek
De Alkmaarsche Courant meldde dat koning Willem I op
29 juli 1839 een bezoek aan Castricum heeft gebracht.
Aan dit bezoek werd landelijke bekendheid gegeven, want
32
het Dagblad van 's Gravenhage en zelfs de Bredasche
courant berichtten bijna in dezelfde bewoordingen daar
over. Bovendien doet de verslaggeving denken aan wat
we tegenwoordig een pr-activiteit noemen. Het doel van
de koning was de bezichtiging van zijn duinontginning.
Al om negen uur 's morgens werd hij bij Johanna's Hof
opgewacht door burgemeester Jan de Quack en dominee
Canne. Na de begroeting ging de koning, begeleid door
twee van zijn adjudanten en de commissarissen van de
ontginning, boerderij Johanna's Hof binnen. Daar hadden
de vrouwen van Rendorp en Gevers voor Zijne Majes
teit een dejeuné in gereedheid gebracht. Hierna werd de
koning in zijn rijtuig in de duinontginning rondgereden.
Het krantenbericht sluit af met: "Na hierop nog eenige
oogenblikken in Johanna S Hof te hebben vertoefd, nam
Z.M. de terugreis aan naar 's Gravenhage, vergezeld
en gevolgd door het luide hoezee en het leve de Koning!
van allen, die getuigen waren geweest, hoe Nederlands
Koning de vader is van al zijne onderdanen!"
Of hij toen ook Zeeveld heeft bezocht, vermeldt de krant
niet. Q. de Ruijter vertelt uit overlevering vernomen te heb
ben dat koning Willem I eens tijdens een bezoek aan het
duinterrein op Zeeveld vertoefde. Daar zou hij zijn bewon
dering hebben uitgesproken over een fraaie oude staartklok
die in de huiskamer hing. Nog steeds is de plek te zien waar
de klok heeft gehangen. Bij het witkalken van de muur
bleef de klok aan de muur hangen. In de loop van de jaren is
daar omheen een dikke laag witkalk ontstaan waardoor de
contouren van de klok op de muur zichtbaar zijn geworden.
Ernst Mooij
Bronnen:
Belonje, mr. J., Het Zeeveld te Noord-Bakkum, 7e Jaar
boekje Oud-Castricum (1984);
De Canon van Nederland (Koning Willem 1);
Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (Prins Frede-
rik/Lucas Boreel);
Jelles, ir. J.G.G., Geschiedenis van beheer en gebruik
van het Noordhollands Duinreservaat (1968);
Kistermann, drs. H., Aspekten van de gebruiksgeschiedenis
van het duinterrein Bakkum. Een historische verkenning
ten behoeve van het natuurbeheer (1989) Archief PWN,
Velserbroek;
Koninklijke Bibliotheek, Bredasche courant 3 augustus
1839;
Koninklijke Bibliotheek, Dagblad van 's Gravenhage 2
augustus 1839;
Molhuysen, P.C., en Blok P.J., Nieuw Nederlandsch Bio
grafisch Woordenboek, deel 3 (1914), (Daniël Theodore
Gevers van Endegeest);
Ruijter, Q. de, Over duinboerderijen en haar bewoners,
4e Jaarboekje Oud-Castricum (1981)
Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek, Het boerde-
rijenboek (2003)
Zuurbier, S., Wie was Jacob Rendorp, 10e Jaarboekje
Oud-Castricum (1987);
Zuurbier, S., De geschiedenis van Johanna's Hof, 27e
Jaarboek Oud-Castricum (2004);
Zuurbier, S., Beschikbaar gestelde kadastrale gegevens
en aantekeningen uit Noord-Holland Archief.