worden voor verzwakking van de duinen als zeewering
door het graven van vaarten tot dicht bij zee, omdat overal
langs de kust hoge duinen aanwezig zijn. Verdroging kan
worden tegengegaan door de afstroom van het water te
reguleren. Bovendien zakt al het regenwater dat op de
duinen valt naar de duinvalleien en ontvangen deze ook
nog water dat door regenval daar rechtstreeks op terecht
komt. Wat de exploitatie voor de duinvalleien betreft, gaat
zijn voorkeur eerder uit naar beweiding dan naar teelt van
akkerbouwgewassen.
Twee projecten zijn uitgevoerd: het gebied van de 'Waal-
dorpse afwatering' ten noordwesten van Scheveningen en
het gebied van de 'Hoepbeekse afwatering' in de duinen
bij Castricum en Bakkum, met inbegrip van de omvang
rijke duinontginningen. Wat de Castricumse en Bakkumse
duinen betreft is de afwatering via de Schulpvaart op de
Groot-Limmerpolder een belangrijk element in zijn voor
stel.
Als lid van het in 1829 door de koning benoemde drie
manschap mocht Gevers zelf meewerken aan de uitvoe
ring van zijn ontginningsplan voor landgoed Bakkum. De
andere twee leden van de commissie waren David Jacob
van Lennep en Jacob Rendorp.
Van Lennep was behalve hoogleraar te Amsterdam ook
een van de directeuren van de Maatschappij ter bevorde
ring van den Landbouw. Van zijn vader erfde hij het Huis
te Manpad bij Heemstede, waar hij de zomers doorbracht.
Hij was zeer gehecht aan dit huis en het buitenleven. Als
hoogleraar hield Van Lennep zich vooral bezig met les
geven, maar als wetenschapper was hij minder actief. Hij
stond bekend als een goed docent die vele studenten trok.
Hij sprak uitstekend Latijn.
Rendorp nam als luitenant van het regiment Huzaren in
augustus 1831 deel aan de Tiendaagse veldtocht, gericht
tegen de Belgische afscheiding. Rendorp was grootgrond
bezitter, bewoner van Marquette en ambachtsheer van
Heemskerk en Wijk aan Zee en Duin, ook burgemeester
van Heemskerk. Van 1852 tot 1868 was hij tevens burge
meester van Castricum.
Het duinontginningsproject Bakkum
Het plan van Gevers omvat de ontwikkeling van het
duinterrein tot een compleet landgoed met een landhuis,
wegen en vaarten, boerderijen met landbouwgronden en
bospartijen voor houtkap. Maar ook aan jacht en recreatie
is gedacht. Het landgoed moet een rendabele landbouw
onderneming worden en bovendien landschappelijk mooi
zijn. Met landbouw wordt de ontwikkeling van de veeteelt
bedoeld, waarbij de akkerbouw in dienst staat van de vee
teelt. In het plan van Gevers tot 'volbrenging der onder
neming in 10jaren' komt de nadruk op veeteelt duidelijk
naar voren. Na de goedkeuring van de koning wordt in
oktober 1829 met de werkzaamheden begonnen.
De jaren 1829-1834 kunnen beschouwd worden als de
proeftijd voor het project. Het eerste waarmee de com
missarissen eind 1829 begonnen, zijn de waterstaatkun
dige werken. Dat betreft de aanleg van vaarten en afwa-
teringssloten. De natuurlijke boogvormige Hoepbeekse
afwatering wordt tot een duinvaart vergraven. Het zui
delijke deel van de Hoepbeek wordt Zuidvaart genoemd
en het gedeelte naar het oosten de Hoofdvaart (het hui
dige Koningskanaal langs de Zeeweg). Het westelijke
beginpunt van het Koningskanaal krijgt een zijtak naar
het noorden voor de ontwatering van de daar aanwezige
duinvalleien: het Halve Galgenveld en Groot Vogelwa
ter. Deze watering krijgt de naam Geversvaart. In het
verlengde van het Koningskanaal aan de oostzijde wordt
een verbindingsvaart gegraven om een goede afwatering
op de Schulpvaart te verkrijgen. Aan het eind van deze
verbindingsvaart wordt een duiker met schuif aangebracht
David Jacob van Lennep
(1774-1853). (links)
Jacob Rendorp van Marquette op
latere leeftijd (1795-1879). (rechts)
27