en later aan zijn meisje, dat hij op de Bakkummer kermis in oktober 1916 had ontmoet. Uit de bewaard gebleven kaarten blijkt waar hij zoal gelegerd was: Chassékazerne in Breda, Budel, Soerendonk en Eindhoven. Hij bracht het als jongen van het platteland met alleen lagere school tot sergeant. Jan Veldt, schrijft in zijn boek 'Kroniek van Veldt verhalen': "Hoe trots hij daarop is, zien we op sommige kaarten. Over zijn diensttijd praat hij graag en enthousi ast, over de veldoefeningen waarin zijn praktisch inzicht blijkt, over de spanning die hij ondergaat bij grenscon troles van binnenstromende vluchtelingen uit België en deserteurs, zo uit de loopgraven gevlucht, met de munitie nog in hun zak en over de collegialiteit die hij ervaart Ook Klaas (1885-1970), een jongere broer van Gerrit, is gemobiliseerd en ingedeeld bij het Regiment Vesting Artillerie. Hij wordt gestationeerd in Amsterdam, maar toen zijn commandant hoorde dat hij een vrouw en kind heeft, wordt hij overgeplaatst naar het fort aan Den Ham bij Uitgeest. Hij kan nu lopend naar huis, waar zijn vrouw Trijntje met zoon Jaap op de arm hem in de verte al ziet aankomen. Engel Twisk (1925), zoon van smid Floris Twisk (1893 1974), herinnerde zich dat zijn vader eerst te werk werd gesteld in Bergen waar hij Duitse geïnterneerden moest bewaken. Die waren vanuit België naar Nederland gevlucht. Omdat Nederland neutraal was, moesten solda ten van beide strijdende partijen gevangen genomen wor den. Maar het had niet veel van een gevangenis. De man nen prijsden zich gelukkig dat ze in Bergen zaten en niet in de loopgraven. Na korte tijd werd vader Floris overge plaatst naar de Kustwacht in Den Helder. Hij verveelde zich net als veel andere collega's en was blij dat hij daar de kanonnen mocht onderhouden. In de weekenden kon hij vaak naar huis en reisde dan samen met zijn buurjongen Wub van Weenen, die bekend werd als samensteller van vele revues die in het dorp werden opgevoerd en 49 jaar Sinterklaas vertegenwoordigde. Meer dan vier jaar zouden de dienstplichtigen onder de wapenen blijven. Nadat de spanning van de eerste weken was verdwenen, werd de militaire taak voor velen een behoorlijke last. Ook voor de familieleden was het moei lijk. Vaak moesten zij de kostwinner van het gezin missen. Zij werden daarvoor schadeloos gesteld met een vergoe ding van f 0,90 tot f 1,50 bij drie kinderen of meer wat het gemis aan inkomsten in vele gezinnen niet compenseerde. Het regende verzoeken om aanvullende vergoedingen. Op zee kwamen velen om. In de Alkmaarsche Courant verscheen in 1915 het bericht dat de lijken van de Engelse opvarenden van de in de grond geboorde oorlogsschepen in gemeenschappelijke graven in de zeeduinen ter aarde werden besteld. Voor het kustvak tussen Egmond en IJmuiden zou dat in Castricum plaatsvinden. De IJmui- der stoomtrawler 'Texel' kwam in 1915 niet terug van een reis. Een van de tien opvarenden was matroos Arie Zwart uit Castricum. In 1917 verging de stoomtrawler 'Bertha Elisabeth'. Schipper Dirk Groen en zijn broer Thijs en scheepskok Anton de Graaf, 43 jaar, van de Kramersweg, behoorden tot de elf slachtoffers. Er waren verder nog twee voormalige inwoners die het leven hebben gelaten. Anthoon Stuifbergen geboren op 16 april 1881, zoon van schoenmaker Piet Stuifbergen uit de Kerkbuurt, had in 1911 het geluk gezocht in Australië en was er een plantage voor suikerriet begonnen. Hij werd in september 1915 ingelijfd en in januari 1916 met zijn eenheid op een troepentransportschip via het Suezkanaal naar Europa vervoerd. In januari 1917 sneuvelde hij in Frankrijk bij het dorpje Corbie in de buurt van de Somme. Zijn graf is te vinden op het Australisch oorlogskerkhof bij Mericourt-L'Abbe. Cornelis Kuijs, geboren in Bakkum op 1 november 1889, De IJmuider stoomtrawler Texel die in 1915 met tien opvarenden, waaronder matroos Arie Zwart uit Castricum, is vergaan. Antoon Stuifbergen die in 1917 sneu velde in dienst van het Australische leger (foto: Ton Stuifbergen - Noordwijk). 41

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2014 | | pagina 41