wijze van toen meer in detail te volgen. Het ging om drie
stukken dijk: de Voordijk, de Kwade dijk en de Achter-
dijk. De verstoeling had jaarlijks plaats op Sint-Odulphus
(12 juli). De avond daaraan voorafgaand had het opmeten
van deze dijken plaats, waarbij de abdij door haar memo-
riemeester vertegenwoordigd was. De Voordijk, gelegen
naast de hofstede van Simon van Adrichem, bedroeg
16%> roede (circa 300 voeten), zodat elk van de tien lijnen
(delen) op deze dijk 30 voeten besloeg. De Kwade dijk
daaropvolgend en strekkende tot aan de sluis was 16%
roede lang, maar de lijnen waren niet gelijk, namelijk de
eerste was 45 voeten lang, de tweede 35 en de laatste 25.
De Achterdijk tenslotte was 50 roeden lang en de lijnen
verschilden onderling van 4 tot 5% roede, al naargelang
de kwaliteit van de dijk.
Op de dag zelf trokken vier monniken naar de dijk om
uit handen van de schout een lotbriefje te trekken met het
cijfer van een van de tien lijnen. Omdat de abdij voor 226
geersen (circa 64 hectare) aan land te Bakkum had liggen
en elke 54 geersen één lijn hadden, kwamen dus vier lij
nen voor rekening van de abdij. Alles bij elkaar werd de
abdij aangeslagen voor 35 roeden dijk. Nadat de memo-
riemeester de dijkgraaf en de heemraden 13% stuiver per
lijn had betaald voor hun moeite, kon de zaak als afge
daan beschouwd worden. Daarna begon het werk van de
ingelanden (grondeigenaren) zelf om te zorgen dat het hun
opgedragen werk voor de tijd van de schouw, meestal in
september, klaar was.
Op 27 november 1568 heeft het college van de Uitwa-
terende Sluizen een keur (verordening) uitgevaardigd
op het onderhoud van de dijk. Op straffe van een boete
van twee duizend gulden gelast dit college aan de ban
nen, die met het onderhoud van de dijk zijn belast, om
deze te versterken teneinde doorbraken te voorkomen.
Dit betreft dus de bannen Heemskerk, Uitgeest, Wijk aan
Duin (Beverwijk), Castricum, Bakkum en Limmen. Voor
de benaming 'banne' wordt na de Franse tijd (1812) het
woord 'gemeente' gehanteerd. Elke banne is tot de 18e
eeuw verantwoordelijk voor het onderhoud van een aan
die banne toegewezen dijkvak of 'hoefslag'.
Een Register van verstoeling uit 1682
In het jaar 1682 is over het dorp Castricum een 'Regis
ter van verstoeling' opgemaakt onder verantwoordelijk
heid van het toenmalige gemeentebestuur, bestaande uit
de schout mr. Jan Duijm en de schepenen Aerjan Florisz,
Jan Aerjansz Limmen, Jan Florisz, Maerten Jacobsz en
Jacob Willemsz. Het deel van de dijk waarover Castri-
cum het onderhoud moet verrichten, is opgedeeld in 13
lijnen. Elke lijn heeft een bepaalde lengte: lijn nr. 1 is 17
hondsbossche roede lang (ca. 58 m); de lengte van de lij
nen varieert van 7 tot 46 roeden. Over elke lijn is een lijn-
meester aangesteld. Over lijn nr. 1 is Wilbert Dircksz de
lijnmeester, over lijn nr. 2 Cornelis Geelvinck, ambachts
heer van Castricum etc. De grondeigenaren zijn over de
13 lijnen zodanig verdeeld dat elke lijn omgeslagen wordt
over ongeveer 35 morgen land (ca. 33 ha).
In het register worden voor het onderhoud van lijn nr. 1
negen grondeigenaren genoemd. Bij elke grondeigenaar
staan zijn percelen grond met naam en grootte genoemd.
Als voorbeeld: de eerstgenoemde grondeigenaar van lijn
nr. 1 is Pieter Bijl met onder zijn naam opgesomd de vol-
De Hogedijk is een
prachtig dijkgedeelte van
de Sint-Aagtendijk.
35