In memoriam Loek Zonneveld
Op 12 december 2013 twee dagen na zijn 83e verjaar
dag overleed Loek Zonneveld. Loek was bijna 30 jaar
een markant lid van de werkgroep Oud-Castricum.
Samen met Jaap Stuifbergen verzorgde hij talloze
diavoorstellingen over de historie van ons dorp. Hij
werkte mee aan tentoonstellingen en aan de uitgifte
van verschillende boekwerkjes. Hij beheerde de foto
collectie en de donkere kamer van de werkgroep.
Bovenal was hij, geboren Bakkummer, een vraag
baak voor allerlei onderwerpen op het gebied van de
plaatselijke historie. Aan de moeilijke oorlogsjaren
bewaarde hij levendige herinneringen. Onvergetelijk
zoals hij kon vertellen over de armoede in de crisisja
ren en de grote standsverschillen. Loek kende ontzet
tend veel mensen ook dankzij zijn functies bij Vitesse
'22, Radio Castricum, de Amateurtuindersvereniging
en zijn werk als operateur in het Corsotheater. We zijn
blij dat hij in 2012 nog kon helpen bij een tentoonstel
ling en een artikel in het jaarboek ter gelegenheid van
het 75-jarig bestaan van deze bioscoop. Zo'n 17 jaar
was Loek bestuurslid van Oud-Castricum en tot op het
laatst had hij belangstelling voor het wel en wee van
de werkgroep. Hij was trots op de koninklijke onder
scheiding die hem voor zijn vele verdiensten in 2006
werd toegekend. De werkgroep zal hem erg missen.
Herinneringen van Loek Zonneveld
Mijn grootvader Kees woonde op het Commissarishuis,
een klein boerderijtje aan de Zeeweg. Hij tuinde in het
duin en hield er een koppel geiten. Hij beheerde ook een
stortplaats voor schelpen. Als er veel
schelpen op het strand lagen dan gooi
den de schelpenvissers hun wagen
leeg bij mijn grootvader en keerden
zo snel mogelijk terug naar het strand
voor een nieuwe lading. Er werd bij
gehouden hoeveel karren er gelost
werden en die hoeveelheid konden de
schelpenvissers later weer ophalen om
naar de kalkovens te brengen. Mijn
vader 'Jaap van Kees' is in het Com
missarishuis geboren. Hij heeft ook
schelpen gevist en hij ging diepspitten
bij de boeren. Wat hij ook deed was
takken halen uit het duin voor de bak
kersovens. Hij deed van alles om aan
de kost te komen. We hebben het in de
dertiger jaren erg arm gehad.
De polis van de 'dooienverzekering'
werd als onderpand gegeven voor een
lening. Alle kleren maakte moeder
zelf. Ze moest dus een naaimachine
hebben. Die betaalden ze af met 25
cent in de week.
Op de Mient woonde een familie Loeb, een vriend van
dokter Leenaers. Hij was advocaat en van joodse afkomst.
In 1940 emigreerde hij naar Argentinië. Zijn dochter
woont er nog en een zoon van hem woont in Amsterdam.
Die advocaat stuurde toentertijd een wieg met allemaal
kleren die zijn eigen zoon niet meer aan kon. Daar had ik
dan een pakkie van. Het was een pak met allemaal blok
kies erop; het leek op een clowntjespak. Ik zal het nooit
vergeten. Je was er trots op want je had niets anders.
Aan mijn schooltijd heb ik geen goeie herinneringen. Ik
had altijd het gevoel dat de meeste onderwijzers op arbei
derskinderen neerkeken. Als je van de middenstand was
dan werd je voorgetrokken.
Het was ook nog eens een onzekere tijd. In begin 1940
werd een deel van de jongensschool van de Augustinus
gevorderd voor de Nederlandse soldaten. Er was een
veranda en die maakten ze dicht en dat werd een keuken.
De schoolkinderen werden overal neergezet. Er ging een
klas in het gymnastieklokaal en er zat een klas op de gang.
In 1943 werden veel mensen geëvacueerd en zo af en toe
was er geen school. Schriften waren er niet meer.
Erg kerks waren we niet en dan hoor je er ook al niet bij.
Mijn hoogste rapportcijfer was 163 voor kerkverzuim. We
woonden toen aan de Heereweg. Als je zondags naar de
bijeenkomst van de Heilige Familie ging, een soort katho
lieke zondagsschool, dan kwam je om kwart voor een
thuis en dan stond je prakkie op de kachel. Dat vond ik
zonde van mijn zondagseten, want dat was de enige keer
dat je een stukkie vlees op je bord kreeg en moeder maakte
dan ook nog eens pudding. Ik ging dus niet meer naar de
Heilige Familie. Ook mijn vriend Joop Koper niet. Op een
gegeven moment kwam kapelaan Van der Zalm zeggen
dat we moesten komen. Ik weet het nog als de dag van gis
teren. Die keer dat we er heen gingen was er een bijzon
dere bijeenkomst een soort inwijding of zo. We liepen de
kerk binnen. Van der Zalm zei toen: ''Ik had nu ook maar
niet gekomen." We draaiden ons tegelijk om en liepen de
kerk weer uit. Dat was foute boel natuurlijk. Maandag op
school kwam ik het wel aan de weet. Ik
heb 's middags van 2 uur tot half 4 op
mijn knieën moeten zitten.
In 1945, toen ik een jaar of 14 was, ging
ik op werk uit. Je mocht op die leeftijd
nog niet werken. De bunkers werden
afgebroken. Samen met een koppel
jongens mocht ik voor de smid Klaas
Koper van die eenmansputten uit de
grond halen. Na een halfjaartje kwam
er op een zaterdagochtend een mannetje
van het leger langs. Hij ontsloeg ieder
een van rond de 15 jaar. Volgens hem
moesten we naar school. Die man had
wel goeie opvattingen maar daar hoefde
ik thuis niet mee aan te komen. Toen
heb ik in het duin boompjes geplant en
daarna werd ik een soort loopjongen
voor het PWN op het oude Fochteloo.
Ik heb daar drie jaar gezeten en ook nog
een cursusje gevolgd en allerlei admi
nistratief werk gedaan. In 1946 ben ik
's avonds in de bioscoop gaan werken.
Want wat ik bij het PWN verdiende gaf
ik af en zo kon ik nog geen kleren kopen. De centen die ik
in de bioscoop verdiende mocht ik zelf houden.
Ik werd buitengewoon dienstplichtig en hoefde dus niet
115