Arnold van Gemert
Alkmaar.
Bedelen door gezonde mensen was sinds een plakkaat
van Karel V uit 1531 verboden. Toch moeten er grote
groepen landlopers en bedelaars door de Nederlanden
hebben gezworven, waarschijnlijk voor een deel levend
van seizoensarbeid. Opvallend, ook bij andere zaken, is
in Alkmaar de grote aanwezigheid van mensen uit verre
gebieden en in het bijzonder zuiderlingen, die blijkbaar
hun weg tot in het verre Noorden van Holland gevonden
hadden. Als plaatsen van herkomst worden onder andere
genoemd: Kamerijk (het huidge Cambrai in Frankrijk),
Mechelen, Antwerpen, 's-Hertogenbosch, Remmerswaal
in Zuid-Holland, Noord-Beveland, het Land van Kleef,
Elburg, Nijmegen en later ook Leeuwarden en Dokkum
in Friesland.
Geselen en verbanning uit de stad is in Alkmaar een
gewone straf in het geval van landloperij. Het afsnijden
van (een gedeelte van) het oor is zeker in het begin niet
gebruikelijk, maar komt in latere jaren af en toe voor. Ook
de verbanning voor 20 jaar, zoals in dit geval, is aan de
hoge kant. Het is duidelijk dat de schout en het gerecht
omgang van de twee vrouwen met de veroordeelden en
hun mogelijke betrokkenheid bij de gewelddadige inbraak
in Castricum hen zwaar hebben aangerekend.
Bronnen:
In het geval van Aerian Aeriansz
en Jacob IJsbrantsz wordt niet ver
meld dat ze vrijwillig een beken
tenis hebben afgelegd. De arres
tatie bij de Abdij van Egmond, de
overbrenging naar Alkmaar en het
verhoor zal gezien het geruchtma
kende van de zaak niet zachtaardig
verlopen zijn. Waarschijnlijk was
marteling niet nodig geweest om
hen tot een bekentenis te dwingen,
want dan was dat wel in het ver
slag vermeld.
De doodstraf en de voltrekking
ervan passen in het algemene beeld
dat uit het Vonnissenboek naar
voren komt. Opvallende afwijking
is de verbranding van het lijk van
de twee veroordeelde rovers. Dit
is in de behandelde periode zon
der precedent. Ook de plaats van
de terechtstelling is uitzonderlijk.
Hij vond niet plaats in het centrum
van de oude stad op de Kaksloot,
maar in de Ropkeskuil.
De Ropkeskuil (later Ropjeskuil) was een van de
vuilniskuilen die buiten de Kennemerpoort lag, op
de plaats waar de laatste uitbreiding van het Medisch
Centrum Alkmaar is gerealiseerd. Mogelijk is voor
die plek buiten de stadsmuren gekozen vanwege het
brandgevaar (daar zou bijvoorbeeld ook de brandsta
pel van een van de ter dood veroordeelde wederdopers
gestaan hebben). De boodschap naar buiten was dui
delijk: bij buitensporig geweld word je op de vuilnis
belt gewurgd als een crimineel en daarna verbrand (als
een ketter?). Of is de boodschap geweest: 'Wie met
vuur omgaat, wordt ermee gestraft'?
Ook de medeplichtigen veroordeeld
Samen met twee van de genoemde rovers zijn ook twee
vrouwen opgepakt. Op 12 april 1557 moesten Neeltge
Jansdochter uit Baasrode in Vlaanderen en Geerte Gerrits-
dochter uit Tiel in Gelderland voor het gerecht verschij
nen. De beschuldiging luidde dat ze, hoewel gezond van
lijf en leden, in strijd met de plakkaten van zijne Konink
lijke majesteit hadden lopen bedelen langs 's heren wegen.
Ze hadden bovendien met de twee veroordeelde rovers
geslapen en omgang gehad voor en na de roofoverval in
Castricum en dus zeker voordeel gehad van de gestolen
goederen. Terwijl in het begin vaak benadrukt werd dat
het gerecht een milde straf uitsprak, besloten de heren
rechters de eis van de schout te volgen en veroordeelden
zij hen tot de volgende straf: de beul zal hen op de trappen
van het stadhuis geselen, waarna hun rechter- of linkeroor
zal worden afgesneden en vastgespijkerd voor de deur van
het stadhuis. Bovendien zullen beiden voor 20 jaar ver
bannen worden uit deze stad op straffe van verbeurdver
klaring van hun lijf (doodstraf).
Ach Lieve Tijd, aflevering 15, Tien eeuwen Alkmaar, de
Alkmaarders en het dagelijks leven, p. 350-358;
Correctieboek Oud Recht Alkmaar 44 (1517-1557), von-
nisblad 65 en 66;
Müller, Maarten, Stad van Justitie of stad van geweld?
Misdaad en straf in 16e-eeuws Alkmaar, Pro Memorie.
Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis der Nederlanden, 13e
jrg. (2011), nr. 1. p. 80-95;
Müller, Maarten, Misdaad en straf in Alkmaar in de zes
tiende eeuw, Oud Alkmaar 35e jrg. (2011), nr. 3, p. 71-79.
83