Een inbraak met geweldpleging in Castricum In het vroege voorjaar van 1557 is een brutale in braak gepleegd in Castricum in het huis van Jan Willemszoon, een 74 jaar oude boer. Terwijl hij, zijn vrouw en de rest van het gezin rustig lagen te slapen, moet een van de daders een gat onder de drempel gegraven hebben en zo binnengekomen zijn. Daarna heeft hij zijn medeplichtigen binnen gelaten. Ruw werden de bewoners wakker geschud. Voordat ze zich konden verzetten, waren ze al alle maal met lappen, die de rovers van 'slaaplakens' ge scheurd hadden, gekneveld, hadden een prop in de mond gekregen en waren geblinddoekt. De arme boer werd bloot op een stoel gezet en de daders hebben met brandend stro onder zijn lijf gepro beerd hem te dwingen te vertellen waar hij zijn geld bewaarde. Toen hij dit niet snel genoeg deed, werd zijn vrouw met zoveel kracht in het vuur geworpen dat haar ingewanden eruit kwamen. Uiteindelijk hebben de dieven drie buidels geld bij het hoofd eind van de stromatras gevonden en een aan het voeteind. Ze hebben het geld onderling verdeeld en ook kleren van het gezin meegenomen, die ze onderweg verstopt hebben. De dieven wisten blijkbaar goed bij wie ze moesten zijn. Jan Willemszoon moet een rijke boer geweest zijn. Over de lig ging van het huis wordt niets gezegd. Het zal waarschijnlijk niet in de dichtbewoonde Kerkbuurt gelegen hebben. In het 'Correctie- of Vonnissenboek' van Alkmaar, waarin de geschiedenis bewaard is, wordt niet ver meld wat de gevolgen voor de arme boer en zijn vrouw geweest zijn. Is de vrouw aan de gevolgen van de mis handeling overleden? Heeft de boer het overleefd? De schuldigen gevangen en veroordeeld Begin april 1557 zijn twee van de inbrekers, Aerian Aeri- ansz. uit Rotterdam en Jacob IJsbrantsz. uit Hazerswoude, bij de Abdij van Egmond gearresteerd. Na verhoor en bekentenis worden ze op 10 april voor het gerecht gebracht. In die rechtbank hadden de zeven schepenen van Alkmaar zitting, eventueel uitgebreid met een van de burgemeesters, met de schout, die in zijn persoon de functie van hoofd van de politie en officier van justitie vertegenwoordigde. De schout van Alkmaar was in die jaren Adriaen Aertsz. Vanwege de ernst van de zaak en het gebruik van geweld heeft de schout, om een voorbeeld te stellen, uit naam van de Koninklijke majesteit de Graaf van Holland, de doodstraf geëist. De rechters hebben beide boosdoeners ertoe veroor deeld dat ze door de beul buiten de stad Alkmaar geleid zul len worden en bij Ropkeskuil aan een paal gewurgd, waarna hun lichamen worden verbrand. Hun bezit zal worden ver beurd verklaard en toekomen aan de Koninklijke majesteit. Het vonnis is nog dezelfde dag voltrokken. Het Vonnissenboek van Alkmaar De doodstraf komt vaker voor in het Vonnissenboek. Vooral wederdopers werden in de jaren 1530 vaak ter dood veroordeeld. De wederdopers behoorden tot een verboden kerkelijke stroming uit het begin van de Reformatie. Hun uitgangspunt was dat alleen vol wassenen gedoopt mochten worden. Omdat iedereen toen al als kind was gedoopt, moest eenieder opnieuw gedoopt worden en kreeg daardoor de naam wederdo per. In alle gevallen bekenden ze zonder gemarteld te zijn: buyten pijne ende banden van ijserenDe man nelijke wederdopers werden gewoonlijk veroordeeld tot de dood door het zwaard, in enkele gevallen 'optie cacksloot', de latere Breestraat. Soms werd eraan toe gevoegd dat hun lijf daarna op het rad gelegd werd en hun hoofd op een staak werd gestoken. Vrouwelijke wederdopers werden geëxecuteerd 'mitten watere', door ze vol te gieten met water tot ze erin stikten. De doodstraf werd ook wel geëist voor inbraak met geweld of inbraak in kerken (veroordeeld dat hij 'gehangen sal worden onder een dwars balck tuyschen hemel ende aerde ende alsoe geworcht te worden met een coorde'). 82 Pijnbank met 'watermarteling'.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2013 | | pagina 82