De eerste jachtopziener (ook nog wel duinmeijer genoemd) werd in 1811 benoemd. Hij had tot taak stropers te weren, onderhoud van het duingebied te verzorgen en te helpen als drijver als er jachtpartijen waren. In het duingebied werd de jacht beperkt, toen de duinontgin ning in 1829 door Koning Willem I ter hand werd genomen. Nadat de provincie Noord-Holland in 1902 eigenaar was geworden van het duingebied, werd hetjachtrecht verpacht en in 1934 ging deze bevoegdheid over naar het PWN. Jachtop zieners waren gehuisvest in de jachtopzienerswoning, zoals 'Kijk Uit' aan de Oude Schulpweg 3. Freek Wulp, jachtop ziener van jonkheer Gevers, woonde er in 1904. 'Fochteloo' aan de Zeeweg was vanaf 1890 de woning van Albertus de Wolf, jachtopziener in dienst van de Prinses von Wied en van baron Van Zuijlen. In de schaapherderswoning bij De Bra bantse Landbouw woonde jachtopziener Pieter Schellevis. In 1938 was Cornelis (Kees) Schoen hoofdjachtopziener. Een andere bekende naam was Arie van Velzen, aanvan kelijk stroper, maar later boswachter bij het PWN. Na 1970 werden geen jachtvergunningen meer afgegeven aan particulieren; de jacht beperkte zich tot 'een regule rende' functie, waarvan de uitvoering in handen lag van de jachtopzieners. De dorpsveldwachter Veldwachters werden aangesteld en betaald door de gemeente. In de handen van de burgemeester werd de volgende eed of belofte afgelegd: "Ik zweer (beloof) dat ik de verplichtingen als veldwachter der gemeente naar behooren en getrouw zal vervullen. Zoo waarlijk helpe mij God almachtig (dat beloof ik)." Zijn bevoegdheden lagen alleen binnen de gemeente. Om daarbuiten strafbare feiten op te sporen kon hij tevens aan gesteld worden als onbezoldigd rijksveldwachter. Het inkomen van de dorpsveldwachter was laag: rond 1850 bedroeg de jaarwedde 200 tot 250 gulden en in het begin van de 20e eeuw werd door de autoriteiten een jaar wedde van 400 gulden voldoende geacht. Vaak leefde hij dan ook in armoede en nam bijbaantjes aan, zoals postbe zorger, boodschapper, bode, klokkenluider, omroeper enz. Ook bij geboorteaangiften, aangiften van overlijden was hij dikwijls aanwezig en als getuige bij huwelijken. De dorps- of gemeenteveldwachter werkte tot op hoge leeftijd door, omdat hij geen of weinig pensioen kreeg. Dat hij niet in hoog aanzien stond, bleek ook wel uit het feit dat er onvol doende aandacht aan het uniform werd besteed. Nadat Barend Dubbeling, veldwachter in Castricum, in septem ber 1847 als getuige was opgetreden bij een rechtszitting in Alkmaar, ontving burgemeester J. de Quack een brief van de Officier van Justitie te Alkmaar W. Hogendorp: "Zoo verzoek ik UED. geb. denzelven te onderhouden en hem evenals den Gerechtdienaar namens mij te waarschuwen van in 't vervolg, overeenkomstig de bestaande reglemen ten, niet anders te verschijnen dan behoorlijk gekleed en voorzien van de kenteekenen hunner waardigheid." In het dorp Castricum, dat met Bakkum in 1853 ongeveer 1150 inwoners telde, was het redelijk 'rustig' volgens een rapportage van de burgemeester: 1853 vijf daders overgeleverd aan Justitie ten gevolge van verwonding en mishandeling; 1854 een inbraak (totale geldwaarde meegenomen goede ren f 189,50); 1855 drie keer braak, waarbij een man overgedragen aan Justitie, twee daders voortvluchtig; 1856 vijf insluipingen op eigendommen van personen, tweemaal verwondingen, mishandeling en eenmaal las ter en belediging; 1865 twee incidenten met verwonding en tweemaal inbraak, waarbij voor f 22,50 aan goederen werd ont vreemd. Aan de hand van richtlijnen en instructies voor veldwach ters van de provincie Noord-Holland werd een instruc tie voor de gemeenteveldwachters opgesteld. Naast de omschrijving van zijn taak op het gebied van de handha ving van de openbare orde, bevat de instructie de duide lijke waarschuwing dat ongehoorzaamheid, wangedrag of misbruik van sterke drank, schorsing of ontslag ten gevolge zou hebben. In 1931 werd in de raadsvergadering besloten tot aanstel ling van een tweede gemeenteveldwachter door toename van de activiteiten, verkeersverordeningen, strafverorde ningen en het gewenste toezicht op ordelijke kleding. Het linkerdeel van het oude raadhuis uit 1911 is gebouwd als woonhuis voor de hoofdonderwijzer. In 1936 woonde daar gemeenteveldwachter Tol. Ook het cachot was in het gemeentehuis. 75

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2013 | | pagina 75