Een deel van het kerkhof is bestemd voor de 34 oorlogs
graven uit de Tweede Wereldoorlog; de meeste zijn als
'drenkeldode' op het strand aangetroffen. De leeftijden
van de slachtoffers liggen rond de 23 jaar en de jongste is
nog maar 19 jaar. Het toezicht op het beheer van de gra
ven is in handen van een door de Oorlogsgravenstichting
aangestelde consul.
Het kerkhof aan de zuidzijde is als begraafplaats beschik
baar voor diegenen die voorkomen in het register van de
Protestantse Gemeente Castricum. Dat deel kan ongeveer
100 graven bevatten.
In de zuidoost hoek is het graf te vinden van Albert Asjes,
bekend als weldoener van de kerk, die in 1939 op 75-ja-
rige leeftijd is overleden. In het graf zijn in 1952 ook zijn
ouders bijgezet.
De oude dorpskerk met het omringende kerkhof is een bij
zondere historische plek in het centrum van ons dorp.
Tradities en rituelen
Onze voorouders kenden veel rituelen rond het sterven
en begraven om mede uiting te geven aan gevoelens van
verdriet. In het huis van de overledene werden vroeger de
gordijnen gesloten, de klok stil gezet en de spiegels af
gedekt, ook in het huis van de buren. De buren verzorg
den de overledene, wat betreft het ontkleden, wassen en
aankleden, soms in een doodskleed, en het kisten. Verdere
voorbereidingen en de uitvoering van de uitvaart van de
overledene werden door de buurtgenoten ook als taak ge
zien: de 'burenplicht'. De buren brachten de kist met de
overledene naar de kerk, veelal op een boerenwagen en
droegen de overledene op een waardige manier naar het
graf.
In ons dorp kennen we de Doodweg tussen de Pieter
Kieftstraat en de Oosterbuurt. De naam wijst op de functie
van de weg, die naar de begraafplaats leidde. Als iemand
stierf, werd de kist over die weg naar de kerk of het kerk
hof gebracht. De naam kan al uit de middeleeuwen dateren
t
De Doodweg in het nog landelijke oostelijk deel van Castricum.
58
toen het wettelijk verplicht was om een dode in een rechte
lijn naar de laatste rustplaats te brengen. Het verhaal gaat
dat doodwegen dateren uit de tijd van Karei de Grote om
het volk af te houden van heidense begraafplaatsen.
Doodgraver
In 1806 werd door Schout en Gemeentebestuur van Cas
tricum aangekondigd dat Pieter Kieft tot doodgraver was
benoemd "welke het toezicht zal hebben dat geene lijken
zonder permissie worden begraven en die zich stiptelijk
naar art. 24 van de ordonnantie der Belasting op het Regt
van Successie van den 4e October 1805 zal moeten gedra
gen. Dat dus hiermede ophoudt en niet meer plaats mag
hebben de gewoonte of gebruik, om de graven, door de
naaste buuren of bekenden te laten aanmaken en weder
aanvullen.
Voor de doodgraver Pieter Kieft was een werkinstructie
opgesteld, waarin was aangegeven op welke wijze het be-
graafregister moest worden bijgehouden en ook was de
afmeting van elk graf vastgelegd. Voorts werden de kosten
voor de verschillende werkzaamheden aangegeven, die
ten laste kwamen van het sterfhuis:
- voor een extract uit het begraafregister: 6 stuivers;
- voor het maken van een graf voor een lijk boven 8 jaren:
30 stuivers;
- voor een lijk beneden de 8 jaren: 15 stuivers;
- voor een van buiten komend lijk, hier begraven worden
de, alsmede voor het begraven in de kerk, dubbel geld.
In 1825 was Cornelis Schut, de schoolmeester van de 'open
bare school' naast de dorpskerk, ook belast met neventaken.
Hij was onder meer de doodgraver, klokluider, opwinder
van het uurwerk en hield nauwkeurig aantekening van
personen, welke komen te overlijden, en van de dag van
het overlijden en begraven, waar toe aan hem de quitantien
van den betaalden impost op het begraven zullen worden
vertoond, alvorens een lijk ter aarde besteld wordt.
De begraafregisters, die als kerkelijk register werden bij
gehouden door de doodgraver, vermelden in het algemeen
de begraafdatum van een overledene. De overlijdensregis-
ters, die vanaf 1811 door de gemeente worden bijgehou
den, vermelden de plaats van overlijden en het tijdstip.
In 1830 had Castricum 791 inwoners, waarvan 700 ka
tholiek en 91 gereformeerd waren. De gemiddelde leef
tijd rond 1840 was voor mannen 30 jaar (in 1985: 73) en
voor vrouwen 35 jaar (in 1985: 80). Van de kinderen stierf
32% voor het 8e jaar ten gevolge van ongezonde voeding,
slecht drinkwater, gebrekkige hygiëne en malaria.
Het parochiekerkhof St.-Pancratius
De rooms-katholieke begraafplaats achter de St.-Pancra-
tiuskerk aan de Dorpsstraat dateert uit 1858, toen de pa
rochianen een eigen kerkgebouw kregen op een perceel
weiland aan de (toen) Rijksstraatweg, bekend als het Jan
Everts ven.
Op 9 februari 1858 werd door pastoor H.J. Meuwsen na
mens de R.-K. Gemeente bij de burgemeester van Castri-