Kritiek op het openbaar vervoer was dus ook destijds geen
uitzondering en werd soms openlijk geuit.
In juli 1900 bijvoorbeeld het beklag van een reiziger in het
Nieuws van de Dag:
"Een uitstapje makend in de lieve streek rondom Haarlem,
kwamen wij (mijn gezelschap en ik) Zondag 8 Juli aan bij
't café l 'Espérance te Santpoort, om te worden opgenomen
naar Haarlem met de stoomtram; te kwart voor achten
was het tijd van aankomst. Tien minuten over achten was
eindelijk de tram in zicht. Op de vraag of die altijd zoveel
te laat kwam, luidde het antwoord: Waarom zal zij haast
maken? Deze (komende van Alkmaar) moet toch wachten
op de tram van Haarlem, want de wissel is hier. Dat wach
ten op die tram duurde toen nog tot half negen; toen reden
we weg met de tram van kwart voor achten. Een mederei
ziger vertelde mij dat dit gewoonlijk zoo is; maar waarom
wordt die tijd dan niet anders gepubliceerd? Wij hadden
spoedig een staanplaatsje veroverd op een van de overvol
le balkons. Den conducteur vragend hoeveel personen op
het balkon werden toegelaten, antwoordde deze: eigenlijk
acht, maar ziet u, we nemen zoveel passagiers als er zijn.
Men begrijpt hoe de man het bedoelde: de balkons werden
volgepropt. Dit als reclame voor de stoomtram Alkmaar-
Haarlem, ten dienste van het goed vertrouwend reizend
publiek".
Het Haarlems Dagblad schreef in september 1906: Dat
de stoomtram een bijzondere reputatie geniet, omdat op
die lijn het bijna onmogelijke mogelijk is, weet iedereen.
Dat de trams te laat komen is dagelijkse kost. Zo bleef op
kermiszaterdag de avondtram reeds in Schoten stilstaan,
wegens gebrek aan water. De volgende maandag viel een
tram geheel uit, omdat de pomp op de machine stuk was;
de machinist had nog gewaarschuwd. De volgende maan
dag vertrok een tram te laat, omdat een jongen in Velsen
vergeten had de lampen aan de tram te hangen!"
Ook los van kritiek en protesten was de tram vooral voor
de jeugd een dankbaar mikpunt van avontuurlijke streken
en vandalisme, zoals het loskoppelen van de wagons als
het spoorpersoneel even niet oplette en het op de rails leg
gen van voorwerpen die ontploften en veel schrik veroor
zaakten. De in 2010 overleden Dirk Schotvanger, die 100
jaar is geworden, vertelde in een interview in 2009: "Het
trammetje reed door het dorp. Ik zie het nog voor me. 'Sto
fte noemden we het locomotief het was zo 'n vierkant
gevalletje. Hij stopte bij café Van Benthem in de bocht van
de Dorpsstraat. Ik was nogal een kwajongen. Ik had zo 'n
ouwe teil en die bond ik met een eind touw achter de tram.
Zo ging ie door het dorp
Voor het in toom houden van het uitgaanspubliek, vooral
in het weekeinde vanuit Alkmaar, reed veelal politie mee,
een situatie die ons ook nu nog bekend voorkomt.
De tram vervoerde niet alleen personen, maar ook al
lerhande goederen, waaronder uiteenlopende zaken van
tuinbouwproducten tot grof vuil. Voor en na de zondagse
koemarkt in Alkmaar werd in speciale wagons zelfs vee
vervoerd, waarbij volgens de overlevering het uitladen
van de dieren aan de conducteurs werd overgelaten, wat
aanleiding kon geven tot wilde taferelen.
Er werd vooral gereden met stoomlocomotieven van
Belgische makelij, die aanvankelijk nogal zwaar waren
en daarom al snel plaats moesten maken voor lichtere
42
exemplaren. Dit was noodzakelijk, eerst in verband met
het draagvermogen van de brug over het Noordzeekanaal
en vanaf 1906, na het verdwijnen van de brug, met het
overzetten van de tram over het kanaal in Velsen met de
stoompont. Dit is een verhaal op zich.
Opheffing
De tramlijn zou het geen 25 jaar hebben volgehouden, als
ze niet in een behoefte had voorzien. Aanvankelijk was
dat zeker het geval. Het passagiersvervoer in het weekend,
dat vooral werd bepaald door het Alkmaarse marktgebeu-
ren en door vertegenwoordigers van grote firma's met
zware koffers, was soms verbazend groot. Het Nieuws van
de Dag vermeldt in juni 1897 dat de stoomtram Haarlem-
Alkmaar in het pinksterweekeinde meer dan 15.000 per
sonen vervoerde! Dat zal ongetwijfeld extra treinen heb
ben betekend en de inzet van al het beschikbare materieel
en personeel.
Niettemin bleek de exploitatie problematisch. Een sta
tistiek laat zien dat het aandeel van het goederenvervoer
slechts 20 a 25 van de vervoersopbrengsten leverde,
terwijl postvervoer ontbrak.
De TN ging dan ook in 1902 failliet, waarna verschillende
bedrijven zich over de lijn ontfermden, achtereenvolgens
de Maatschappij tot Exploitatie van Tramwegen en de
Noord-Zuid Hollandsche Tramweg Maatschappij (NZ-
HTM). Ook laatstgenoemde maatschappij kon de tramlijn
nauwelijks winstgevend maken en werd bovendien gecon
fronteerd met toenemende concurrentie van de autobus. In
1923 legde de tramlijn dan ook het loodje. Op zaterdag
avond 6 oktober van dat jaar reed de laatste stoomtram
tussen Alkmaar en de remise in Velsen.
Wim Hespe
Bronnen:
Archief Stoomtrammuseum Hoorn-Enkhuizen;
Archief Werkgroep Oud-Castricum;
'De laatste getuige', Memoires van mr. Thomas Stuyt;
De Tramlijn Haarlem-Alkmaar, Op de Rails, jaargang 35
(1967), nr. 8;
Kaan, N.A., Dirk Schotvanger op weg naar de 100, 32e
Jaarboek Oud-Castricum (2009);
Kamp, RA. van der, De stoomtram door Castricum, Op
zoek naar Castricum's verleden, Schoorl 1992;
Kok, J., Stoomtrams rond Alkmaar, Schoorl 1981