Een stoomtram door Castricum
Deze foto uit 1915 illustreert hoe de stoom
tram aan het begin van de Dorpsstraat (toen
Rijksstraatweg) vlak langs de huizen reed.
Op de voorgrond het pand Dorpsstraat num
mer 3.
In de periode 1897-1923 reed er een stoomtram
door Castricum. Dat roept ongetwijfeld nostal
gische gevoelens op, alhoewel er niet veel Cas-
tricummers zullen zijn die dit bewust hebben
meegemaakt.
De invoering van een stoomtram in ons dorp
wekt wellicht verbazing als we bedenken dat Cas
tricum al sinds 1867 deel uitmaakte van het net
werk van spoorwegen in ons land, waaronder de
spoorlijn Haarlem-Alkmaar. Het was een relatief
snelle verbinding die in het reizigers- en goede
renvervoer een grote verbetering betekende ten
opzichte van de paarden en koetsen. Toch werd
kennelijk de behoefte gevoeld aan een meer fijn
mazig lokaal vervoer, wat in de laatste decennia
van de 19e eeuw resulteerde in de aanleg door
het gehele land van een railnet voor stoomtrams.
Realisatie
Allerlei personen zagen brood in de exploitatie van een
stoomtram. De aanleg werd een particuliere aangelegen
heid, waarbij wel zestien maatschappijen betrokken zijn
geweest. Deze versnippering kwam overigens de aanslui
ting tussen de verschillende netten, onder andere door een
verschil in spoorbreedte, niet ten goede.
In Nederland reed de eerste stoomtram in 1879 tussen Den
Haag en Scheveningen. De aanbesteding in Castricum viel
wat later, maar het gemeentebestuur ging terecht niet over
een nacht ijs. Men realiseerde zich dat het hier vervoer
betrof dwars door het dorp zonder afgeschermde rijbaan.
Uit raadsnotulen blijkt dat de voor- en nadelen zorgvul
dig werden afgewogen. Zo verzocht in 1893 een zekere
J. Holland uit Amsterdam om vergunning voor de aanleg
van een trambaan tussen Castricum en Egmond, waarover
echter afwijzend werd beschikt. In 1895 werd aanvanke
lijk ook de aanvraag afgewezen van de heer Lübcké, een
Belgische ingenieur, voor de aanleg van het traject van
de stoomtram Beverwijk-Alkmaar door de dorpskom van
Castricum. Hierbij vormde vooral het brandgevaar een
obstakel. Lübcké wist aan de bezwaren tegemoet te ko
men en later in dat jaar kreeg hij toestemming om met
zijn 'Societé Anonyme Beige de Tramways Neérlandais'
(afgekort TN) aan de slag te gaan.
Nog in 1895 werd een begin gemaakt met de aanleg van
een trambaan met een breedte van 1.00 meter, een niet zo
gangbare spoorbreedte, langs de Rijksweg tussen Haarlem
en Alkmaar. In 1896 werd het baanvak Haarlem-Bever
wijk opgeleverd en in februari 1897 werd ook het baanvak
Beverwijk-Alkmaar geopend en reed de stoomtram dus
door Castricum.
Tot de eisen van het gemeentebestuur behoorden het plaat
sen van een afsluitboom bij de school in de Dorpsstraat
(toen nog Rijksstraatweg), het posteren van een man met
een vlag bij het passeren van de aansluiting met de Over
toom en de Kramersweg (Burg. Mooijstraat) en het stap
voets rijden van de tram door het dorp achter een persoon
met een luid rinkelende bel, die 'vooruitloper' werd ge
noemd.
De straatweg door het dorp kreeg met de komst van de
stoomtram een heel ander aanzien. De tram kruiste aan het
begin van het dorp de reeds veel langer bestaande spoor
baan, een gevaarlijke situatie die speciale voorzieningen
noodzakelijk maakte. De stoomtrein
stuitte bij de nadering van de spoor
wegovergang aan weerszijden op
een neergelaten spoorboom en een
stopsein. Ongeveer 25 meter voor de
railkruising lag, eveneens aan beide
zijden, in wat in het spoorjargon een
derailleerwissel wordt genoemd. Er
zijn overigens geen aanwijzingen
waaruit blijkt dat van deze voorzie
ning ooit gebruik is gemaakt. De
spoorbomen mochten slechts met de
38