St.-Castor (eind 4e eeuw) wordt beschouwd als de apostel
van de Moezelstreek. Hij is ook de patroon van Koblenz,
de plaats waar de Moezel in de Rijn stroomt en waar een
klooster, gewijd aan St.-Castor, staat (32). Het is plausibel
dat de oorsprong van de naam Castricum in de Moezel
streek gezocht moet worden.
IR. J. Kol
Geraadpleegde literatuur:
1. D. van Deelen, Historie van Castricum en Bakkum, 1973,
pil;
2. L. Van Ollefen, Stad-en dorpsbeschrijver van Kennemer-
land, 1796;
3. W. Steeman, Oorsprong van gemeentenaam Castricum
nooit achterhaald, Dagblad Kennemerland, december
1988;
4. G. Karsten, Noordhollandse plaatsnamen, 1951, p.45;
5. A.V.A.J. Bosman, Het culturele vondstmateriaal van de
vroeg Romeinse versterking Velsen 1, 1997, Dissertatie
UvA;
6. Simon Zuurbier, De herkomst van de naam Castricum,
23e Jaarboek Oud-Castricum (2000), p. 15;
7. G.J. Boekenoogen, De Zaanse volkstaal, 1971, p.24;
8. H.G. Hamaker, De rekeningen der Grafelijkheid van Hol
land, 1876,1, p. 100;
9. Edward James, De Franken, 1988 (Ned. vert. 1990);
10. D.P. Blok, De Franken in Nederland, 2e dr., 1974, p43, 78;
11A.C.F. Koch, Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot
1299, nrs. 3 en 4, 1970;
12. B. Koene, J. Morren, F. Schweitzer, Midden-Kennemer-
land in de Vroege en Hoge Middeleeuwen, 2003, p.59, 75;
13. J. Kol, De parochiekerk Sint Pancratius tot aan de refor
matie, 15e Jaarboek Oud-Castricum (1992);
14. J. Westenberg, Kennemer dijkgeschiedenis, 1974;
15. D.P. Blok, De Hollandse en Friese kerken van Echternach,
Mededelingen Instituut voor Naamkunde, Jg. VI, 1974;
16. A.C.F. Koch, Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot
1299, nr. 84;
17. W.J. Reder, De St. Pancratiuskerk te Castricum, le Jaar
boek Oud Castricum (1978);
18. J.W. Groesbeek, Heemskerk onderweg van verleden naar
heden, 1978, p. 17;
19. O. Oppermann, Fontes Egmundenses (Liber S.Adalberti),
1933, p.76;
20. H.G. Hamaker, De rekeningen der Grafelijkheid van Hol
land, 1876,1, p.420;
21. J.K de Cock, Bijdrage tot de historische Geografie van
Kennemerland in de middeleeuwen, 1965, p.66;
22. Ernst Mooij, Het Castricumse landschap een geschie
denisboek, 2010;
23. R.E.Künzel e.a. Lexicon van Nederlandse toponiemen tot
1200, 1988, p.174;
24. J. Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek, 1932;
25. Aantekeningen Evangelieboek, p.62, r.37 en het Liber
S.Adalberti, p.69, r.3;
26. H.J.J. Scholtens, Uit het verleden van Midden-Kennemer-
land, 1968, p.85/92;
27. J. Hof, De abdij van Egmond van de aanvang tot 1573,
1973;
28. D.P. Blok, Over de namen in het Egmondse falsum op
1083, Tijdschrift voor Naamkunde, jg. 16, 1984;
29. H.C. Prinsen Geerligs, Twaalf eeuwen Kennemer Histo
riën, 1939, p.50/51zie ook Cl. Bruins, Noordhollandsche
Arkadia, 1732, p.410;
30. D.P. Blok, De oudste plaatsnamen van Holland en Utrecht,
1959, p.27;
31. R.R. Post, Eigenkerken en bisschoppelijk gezag in het di
ocees Utrecht tot de 13e eeuw, diss. 1928;
32. J. van der Schaar, bew. dr. Doreen Gerritzen, Voornamen,
2008.
20