Pieter Kreur, die er woonde met zijn echtgenote
en een huishoudster en die kennelijk ruimte over
had. Het kan verhuur zijn geweest, maar ook is
geopperd dat Kreur een deel van zijn huis afstond
in ruil voor geneeskundige hulp.
Stolp trouwde in 1883 met Johanna Planteydt, die
uiteraard ook op Zorgvlied kwam wonen. In dat
jaar kocht hij Zorgvlied. Pas na de dood van Pieter
Kreur, op de hoge leeftijd van 95 jaar, liet Stolp
Kerkzicht renoveren. Hij bleef ruim twintig jaar
als arts actiefin Castricum, maar meende in 1905,
net 50 jaar geworden, aan het gemeentebestuur
ontslag te moeten aanvragen, met het verzoek
om in zijn plaats de arts Jacobus Rentmeester te
benoemen. Het ontslag werd verleend en Stolp
verkocht Zorgvlied aan Rentmeester, die er zijn
intrek nam. De in Alkmaar geboren Rentmeester,
bij zijn vestiging in Castricum vanuit Utrecht 50
jaar, voorzag niet de moeilijkheden die zouden
voortvloeien uit de vrijwel gelijktijdige komst van
de 31 -jarige arts Yeb Schoonhoff vanuit Bolsward
naar Castricum, die zijn intrek had genomen in De
Rustende Jager.
Beide artsen waren naar Castricum gekomen in de
hoop er een praktijk te kunnen opbouwen, maar
wat hun acceptatie betreft tekende zich onder de Castri-
cumse bevolking een controverse af, die het gevolg was
van een verschil in godsdienst: Rentmeester was van pro
testantse huize en Schoonhoff was een vroom katholiek.
Het conflict liep hoog op tot in de gemeenteraad en zelfs
Gedeputeerde Staten werd er in betrokken, waarbij in het
geding was wie zou worden benoemd tot gemeentearts.
Het is hier niet de plaats om op details van het conflict
in te gaan; zie daarvoor het artikel over de Castricumse
gezondheidszorg in het 17e Jaarboek van Oud-Castricum,
maar de uitkomst was dat Rentmeester het in Castricum
voor gezien hield en in 1906 met zijn gezin vertrok naar
Almelo. In het persoonlijke vlak had hij waarschijnlijk
geen slechte verstandhouding met zijn collega Schoon
hoff, want hij verkocht hem Zorgvlied en de bijbehorende
tuinen nog voor zijn vertrek.
Het was dus Schoonhoff die in december 1906 werd be
noemd tot gemeentearts. Zijn loopbaan in Castricum ein
digde in 1926, in welk jaar hij zich als arts terugtrok en
zich elders vestigde. Gedurende zijn Castricumse periode
bleef Schoonhoff, inmiddels getrouwd met Petronella
Bruinsma, Zorgvlied bewonen, dat hij omdoopte in Her-
mana State, een naam die terugging naar zijn Friese af
komst. Het echtpaar bleef kinderloos.
Nog in juni 1926 werd Hermana State met toebehoren in
het openbaar verkocht. Het gehele bezit was hiertoe opge
splitst in vijf kavels. Als een van de kopers komt nu de uit
Landsmeer afkomstige Hendrik Jan Heideman in beeld,
exploitant van de bekende manufacturenzaak 'Magazijn
De Zon', op ongeveer de plaats waar nu Huitenga is ge
vestigd. Heideman woonde met zijn gezin, dat acht kinde
ren ging tellen, aanvankelijk boven zijn winkel, maar zelfs
na een grondige renovatie werd hem dat te klein en kocht
hij de kavel met de villa Hermana State.
Hier hield Heideman op den duur kennelijk weer ruimte
over, want hij begon met de verhuur van gedeelten van het
Hermana State in 1915. Het herenhuis werd toen bewoond door de arts
Yeb Schoonhoff en zijn echtgenote. Het huis was geheel opgetrokken uit
hout. Bij de sloop in 1964 bleek, dat de dubbele buitenwanden met turf
waren opgevuld. Links voor het pand het vervoersmiddel van Schoonhoff,
een 3-wielige auto van het merk Hanomag.
Het in 1970 geopende kantoor van Amro Bank N. V., Dorpsstraat 76.
pand. Een van de huurders in de zomermaanden was sinds
1934 de familie Grond uit Amsterdam. In het 23e Jaarboek
van Oud-Castricum beschreef een lid van deze familie uit
voerig zijn jeugdervaringen tijdens deze logeerpartijen en
schetste daarbij een beknopt beeld van hoe Hermana State
er van binnen uitzag: Er waren twee grote kamers aan de
linkerzijde, een voor- en een achterkamer. Wij noemden
dat zaal 1 en 2. Aan de andere kant nog een grote kamer,
zaal 3, en een grote keuken. Het was een enorm pand met
wat oude meubels en breekbare spullen, die van mijn moe
der in de kast moesten vanwege het breekgevaar.
Hij herinnerde zich ook de komst van een meer perma
nente 'gast', burgemeester Sloet, die in de periode 1937-
1941 enkele kamers in het pand ging bewonen; de grote
kamers "die wij zaal 1 en 2 gedoopt hadden. Daar konden
wij toen niet meer in, wel in een ander deel van het huis,
een gezellige en intieme kamer.
75