Oosterbuu
Cronenburg'
Opmerkelijke vondst
Van alle in Nederland gevonden en gedocumenteerde Ro
meinse godenbeeldjes zijn de Victoria-beeldjes wel heel
bijzonder. Het zijn er maar drie, die bovendien nogal van
elkaar verschillen. De Victoria van Castricum is echter
zonder meer het mooist. Het is niet compleet of het meest
gaaf. Maar door de vormgeving en detaillering komt het
wel het dichtst bij de voorstelling van de Victoria van
Samothrake. De Victoria van Wijchen werd ten zuiden
van de grens van het Romeinse rijk ontdekt. De beeld
jes van Deventer en Castricum zijn ten noorden van de
rijksgrens gevonden. In de eerste helft van de eerste eeuw
na Christus behoorde Noord-Holland vermoedelijk tot het
Romeinse Rijk. In de periode daarna, tot aan het instorten
van het Romeinse rijk in de 5e eeuw, lag Noord-Holland
buiten het rijk en kwamen er slechts mondjesmaat Ro
meinse goederen in onze provincie. Economisch en so
ciaal zal er van de Romeinen geen of nauwelijks invloed
zijn geweest. Des te opmerkelijker is dit gevonden beeldje
van Victoria. Voor Romeinse soldaten moet een Victoria-
beeldje wel iets heel bijzonders zijn geweest: een godin,
een vrouw, prachtig vormgegeven, dynamisch en leven
dig, van metaal dat een gouden glans had. Voor de Friezen
moet het al helemaal een hoogst waardevol en begerens
waardig object zijn geweest. Met zulke kunst van metaal
waren ze immers niet vertrouwd, zeker niet met beeldjes,
laat staan van godinnen. Bijzondere objecten, zoals bij
voorbeeld stenen, spijkers of schelpen werden door de
Friezen vaak ritueel geofferd.
Oorspronkelijke omstandigheden
De bezitter van het Victoriabeeldje woonde in het mon-
dingsgebied van het Oer-IJ op een land aan de weg die
later Heemstederweg zou heten. Hij zal een zeer voor
name Fries geweest zijn die in het leger had gediend en
als erkenning het beeldje had ontvangen. Of hij was een
Fries die als fortuinlijk handelaar het beeldje had gekocht
of door ruil had verkregen. Hij kan het beeldje ook hebben
buitgemaakt op een plundertocht. De oppervlaktevondst
roept vele vragen op: Was het beeldje bij de ingang van
zijn nieuw gebouwde woning in de grond gedeponeerd
als bouwoffer? Zoals ook bij de buren was gedaan met
een gouden Keltische munt. Was deze plek in het Oer-
IJ-gebied zo bijzonder dat het begrijpelijk is dat daar een
vooraanstaande Fries woonde? Of werd het beeldje, zo
als de Romeinen deden, door hem vereerd, maar dan als
zijn eigen godin Freija? We zullen het nooit meer te we
ten komen, omdat de omstandigheden waarin het beeldje
is achtergelaten, zijn verwoest door de maïsteelt. Als die
archeologische context in tact was gebleven, dan had het
beeldje, mocht daar aanleiding voor zijn geweest, zorg
vuldig opgegraven kunnen worden. Gesteld dat dit dan
onvermijdelijk zou zijn geworden. Dan zouden met de
vondst van Victoria, in haar eigen cultuurlaag, in een ne-
derzettingsspoor, op haar eigen plekje in de bodem, veel
meer verhalen vrij zijn gekomen. Verhalen die in onze tijd
door grondbewerking zijn vernietigd. In dit geval, op deze
locatie, heeft de maïsteelt een deel van het bodemarchief
vernietigd.
Locaties: opgraving Oosterbuurt (1996), Cronenburg (2003)
en vindplaats Victoria (2009).
A