Een jas van koperdraadjes Het rustieke huisje van Engel Zonneveld stond op een laag duintje dat op de hoek van de Geversweg en de Oude Schulpweg lag. Jan Zonneveld (1927-2010): "Mijn vader Engel is in dat huisje geboren, als elfde kind van zijn ou ders. Hij was eerst in dienst van de heer Van Gelder van de papierfabriek, die de jacht van de familie Gevers had gepacht. Toen de provincie in 1933 het duingebied over nam, is hij nog negen jaar bij het PWN in dienst geweest, zodat hij nog een pensioentje kreeg. Mijn vader werkte voor het wild: fazanten fokken en konijnen vangen. Hij zocht de fazanteneieren en zette daar broedse kippen op. Ze zaten in aparte hokjes in het duin. Als de eieren uitkwa men, dan zetten ze de deur op een kiertje en dan konden de pulletjes eruit. De kip moest in het hok blijven. Ze bleven in de buurt van het hok tot ze groot waren en dan gingen ze vanzelf wel aan de loop. Hij was dag en nacht in dienst van Van Gelder en 's avonds ook. Dan moest hij het bos in om fazanten uit de boom te kloppen, want als er stro pers kwamen, waren die fazanten anders een makkelijke prooi. "Je kwam via een soort bijkeuken het huisje in vertelt Sien Nijman-Zonneveld (81). "Daar kookte mijn moeder op petroleumstellen. Mijn broer en vader en moeder slie pen in de bedstee in de kamer en mijn zuster en ik in een slaapkamertje dat mijn vader in het achterend had getim merd. Vroeger was er ook een bedstede in de schuur. Die gebruikte mijn vader voor zijn gereedschap. Verlichting hadden we van een petroleumlamp; er was geen elektri citeit. Als het in de winter koud was, legde mijn moeder als er niet gekookt werd een steen op het petroleumstel. Die steen hield de warmte lang vast. De wc was een hokje buiten. Het huisje van Engel Zonneveld stond schuin tegenover het gebouwtje van de werkgroep Oud-Castricum. Dat was oorspronkelijk een telefooncentrale. Sien heeft er nog een bijzondere herinnering aan: "Toen de telefooncentrale in 1937 werd gebouwd, moes ten wij 's avonds daar koperdraadjes zoeken. Die mochten we hebben. Die draadjes verkochten we aan opkoper Siem Ooms. Het geld stopten we in een potje en daarvan kon bij kleermaker Jaap Twisk een jasje gemaakt worden voor mijn broer Jan. Rie Brasser-Beentjes (1916): "Met verjaardagen was het altijd een vrolijke boel. Dan zat de familie allemaal gezel lig bij elkaar met een hoog rode kleur van de citroenbran dewijn. Het was heel beperkt allemaal, maar de mensen waren zo gelukkig als wat. Oom Engel rookte wel eens een sigaar en als hij die voor driekwart op had, sneed hij de as eraf en pruimde de rest op. Op de dag van Driekoningen, als de kerstboom weg moest, was tante Han, de vrouw van Engel, jarig. Dan kwamen wij te gast en gingen rapen eten met schapen vlees of konijn met appelmoes en peertjes. Dat vonden wij kinderen altijd een feest. Het was een verschrikkelijk mooi buurtje. Ik heb nog nooit zo 'n mooi buurtje gezien. 'Cent van het blad' winkeltje De Duinkant was echt een gebied van de 'Stuifbergens'. In 1650 had die familie er al bezittingen, zoals beschreven in het 9e jaarboek (1986). De inval van de Engelsen en Rus sen in 1799 heeft de familie daar dus ook meegemaakt. Nog jarenlang deed het verhaal de ronde dat een zekere Antje Stuifbergen haar sierraden bij de Papenberg zou hebben begraven uit angst voor de plunderingen. Rond Sien Nijman-Zonneveld maakte dit schilderstukje van haar ouderlijk huis dat bekend stond als 'het huis op het duintjevan Engel Zonneveld. Daarbij werd ze geholpen door kunstjschilder Sijf Portegies, bij wie ze in de huishouding werkte. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2010 | | pagina 9