cum is een artikel verschenen over de gemeente Castri-
cum en haar raadhuizen.
De bijdrage van Jan Stuyt aan de vernieuwing van de
bouwkunst
De krachtige handtekening van Jan Stuyt onder het contract voor
de bouw van het raadhuis.
Het raadhuis met de oorspronkelijke luiken in 1928. De eerste lagere
tot de sloop in 1934. Op de hoeken van het bordes zijn de 'stuiters' te
Er vond een aanbesteding plaats, waarbij Jacobus Res als
laagste inschrijver met een bedrag van 9490,- uit de bus
kwam. Op 22 februari 1911 werd de laatste raadsverga
dering in het oude raadhuisje gehouden. Op 27 april 1911
legde burgemeester Mooij de eerste steen voor het nieuwe
gebouw. Tijdens de bouw in juli constateerde Jan Stuyt
dat de balken in de raadzaal niet naar zijn wens lagen. Hij
wilde dat er een plafond werd aangebracht. De gemeen
teraadsleden vonden een verlaagd plafond lelijker dan de
misschien niet goed liggende balken en besloten om het
maar zo te laten. De bouw verliep verder rimpelloos en de
eerste raadsvergadering in het nieuwe gebouw kon al op
16 november 1911 worden gehouden. De bouwtijd heeft
nauwelijks acht maanden bedragen. In 2011 zal het pand
dus 100 jaar oud zijn.
In 1936 heeft het raadhuis nog een belangrijke verande
ring ondergaan. De onderwijzerswoning werd opgeheven
en als kantoorruimte in gebruik genomen. Tot 1982, toen
het nieuwe raadhuis gereed kwam, bleef het oude gebouw
als raadhuis in gebruik. Daarna werd het muziekschool en
vervolgens kantoor van Landschap Noord-Holland. Dit
jaar is het eerbiedwaardige gebouw, met veel respect voor
de authentieke elementen, verbouwd tot hotel.
In het 5e jaarboek (1982) van de Werkgroep Oud-Castri-
82
Joseph Cuypers en Jan Stuyt worden wel gezien als de
eerste vernieuwers in de nadagen van de neo-gotiek. Sa
men tekenden zij vele koepelkerken, waarvoor zij beiden
enthousiast waren en waarbij hun kennis van de gotische
gewelfbouw goed van pas kwam. De Nieuwe Sint Bavo-
kerk en de drie reeds genoemde en behandelde kerken in
de periode 1900-1908 stonden
centraal in hun oeuvre. Voor Jan
Stuyt volgt daarna nog de even
eens reeds genoemde Cenakel-
kerk als kerk die echt vernieu
wend was. Stuyt was van mening
voor het katholieke kerkgebouw
de meest harmonieuze en vol
maakte vorm de koepelkerk was.
Voor de koepels die hij inderdaad
veelvuldig ontwierp, hebben met
name de Italiaanse renaisssance-
koepels model gestaan. Zij wer
den vaak uitgevoerd in gewapend
beton. Centraalbouw en koepel
bleven architectonische oplossin
gen voor een aan het eind van de
19e eeuw opgekomen liturgische
opvatting. Alle kerkbezoekers
moesten de handelingen van de
priester tijdens de H. Mis goed
kunnen volgen. Stuyt liet zich
aan stijlideeën weinig gelegen
liggen. Hij was daarom eerder
een eclecticus (iemand die uit
alle stijlen overneemt wat hem het beste voorkomt) dan
een stijlfanaticus.
Hij beschouwde zichzelf in de eerste plaats als katholiek
architect. Bouwkunst was in zijn opvatting 'een middel
tot uitdrukking van denkbeelden'. Het is dus niet verwon
derlijk dat zijn geloof hem ertoe bracht in zijn godshui
zen allereerst een gewijde stemming te willen scheppen,
waaraan stijlprincipes ondergeschikt moesten blijven. Ge
constateerd moet worden dat Stuyt in zijn eerste jaren bij
zonder revolutionair bouwde; na 1916 bleef hij eigenlijk
voortdurend op dezelfde manier bouwen, hetgeen moge
lijk samenhangt met de vele opdrachten die hij kreeg. Een
feit is dat hij geen school heeft gemaakt en dat er van de
bekendheid die de bouwmeester in zijn tijd genoot, weinig
is overgebleven.
In het boek 'Bouwkundige compositie' dat hij in 1933
schreef en dat hij opdraagt aan zijn zoon Giacomo, geeft
Stuyt een overzicht van begrippen en factoren die de
bouwkunde kunnen verheffen tot bouwkunst.
In een niet eenvoudig te lezen eerste zin van de Inleiding
geeft Stuyt aan dat van een architect meer verwacht mag
worden dan alleen technische kennis: Indien het waar
was dat een grondige kennis der constructie-wijzen, der
bouwkundige samenstellingen van materialen, een ge-
school stond er nog naast
zien.