al op 22-jarige leeftijd dogmatiek in Rome ging studeren en daar op 25-jarige leeftijd promoveerde in de theologie, leerde Jan Stuyt Italië kennen, hetgeen zijn leven lang van wezenlijke betekenis is geweest. In 1895 ontwierp en ver vaardigde Jan Stuyt een keten voor Ariëns ter gelegenheid van zijn 12'A-jarig priesterschap. Sint Bavo Jos Cuypers kreeg van bisschop Bottemanne en vicaris- generaal Callier de vererende opdracht om de Sint Bavo in Haarlem te ontwerpen. Bijzonder was dat niet zijn va der Pierre Cuypers, maar hij de opdracht verwierf. Als be langrijkste reden werd genoemd de relatief hoge leeftijd van zijn vader (circa 66 jaar) voor de bouw van dit grote object dat een lange bouwtijd zou hebben. In 1894 verliet Pierre Cuypers Amsterdam om naar Roermond terug te keren, waarna Jos de leiding kreeg op het Amsterdamse architectenbureau. Jos Cuypers verzocht Jan Stuyt om als hoofdopzichter te fungeren bij de bouw van de Sint Bavo. Juist vanwege de complexiteit van dit gebouw met vele straalkapellen, traptorens, koepelgewelven en een hoogkoor met koor omgang was het een zware taak. Jan Stuyt groeide uit tot 'de tweede bouwmeester'. Naar zijn belangrijke rol zijn zelfs studies verricht. In het kader van de vernieuwing van de kerkelijke bouwkunst is dit object van grote betekenis geweest. Jan Stuyt compagnon van Jos Cuypers In 1898 begon Jan Stuyt als zelfstandig architect. Hij kreeg de opdracht om een aantal kerken te ontwerpen, te weten een kerk in Lodz in Polen (is niet gebouwd), de H. Sacramentskerk in Kopenhagen in Denemarken (ge bouwd in 1915) en de St. Pancratiuskerk in Sloten nabij Amsterdam (gebouwd in 1900). Deze periode als zelfstandig architect heeft maar kort geduurd. In 1899 vroeg Jos Cuypers Jan Stuyt als mede architect van zijn bureau. Eerst ontwierpen beide architec ten gezamenlijk nog een kruiskerk in neo-gotische stijl, te weten de Sint-Laurentiuskerk in de wijk Ginneken in het zuiden van Breda. De in 1902 gebouwde kerk is nog steeds in gebruik en is sinds 1978 een rijksmonument. In de daarop volgende periode van circa 8 jaar komen beide architecten gezamenlijk tot de bouw van wel 13 ker ken. Ik noem slechts drie belangrijke kerken, die voor de ontwikkeling van de kerkelijke bouwkunst van wezenlijke betekenis zijn geweest. Het zijn de St. Antoniuskerk in Utrecht (1902); de St. Jacobskerk in Den Bosch (1907) en de Obrechtstraatkerk in Amsterdam (1905-1911). Gedu rende deze periode kwamen beide architecten steeds meer los van de heersende neo-gotiek en neigden meer tot de ascetische kunst ofwel eenvoudige kunst met weinig op smuk. Ook de samenhang van de kunsten onderling en de toenadering tussen kerkelijke en profane kunst streefden zij na. Daarbij was Jan Stuyt gericht op de neo-romaanse stijl en de Beuroner Schule als kunststroming. Behalve kerken hebben beide architecten gezamenlijk nog vele objecten tot stand gebracht zoals de Boerhaave Kli niek in Amsterdam, het raadhuis en het Res-Nova woning bouwcomplex in Heemstede en diverse villa's in Aerden- hout, Overveen en Haarlem. De Beuroner Schule Het is bekend dat Stuyt, waarschijnlijk via Dom Wil- librord Verkade, waarmee hij bevriend was, als een der eersten in Nederland grote interesse toonde voor de kunsttheorie en kunst afkomstig uit het Zuid- Duitse Benedictijner klooster van Beuron, gelegen in Hohenzollern even ten noorden van de Bodensee. Hij onderhield een levendige briefwisseling met de schilder-beeldhouwer-architect en monnik Dom De siderius Lenz (1832-1928), de man die de kunstthe orie van Beuron opstelde. Naar de mening van Lenz is het uitgangspunt van deze echte christelijke kunst om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij Gods kunstwerk: De schepping. De Schepper nu zou zich hebben laten leiden door wiskundige wetmatighe den. De door de Schepper toegepaste maten zouden Jan Stuyt was zeer betrokken bij de bouw van de Sint-Bavo in Haarlem en groeide uit tot tweede bouwmeester. Voor het eerst werd gebroken met de neo-gotische bouwstijl. 76 Het Benedictijner klooster in Beuron bevat deze prachtige kapel die is gebaseerd op de kunsttheorie van monnik Dom Desiderius Lenz.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2010 | | pagina 78