veer gestaan hebben op de plaats van de tegenwoordige kantine van Vitesse.. Gerrit Bos: "Mijn grootvader Gert Bos had wat koeien en teelde aardbeienmaar hij was toch vooral vrachtrijder en paardenhonder. Paarden waren het voornaamste. Ze reden op Lisse, Hillegom en Sassenheim met bollen en haalden riet uit de Moerdijk vandaan voor de rietdekkers. Ze brachten ook groente naar de veiling. Ome Jan Bos, een broer van mijn vader, was erg lenig. Ze zetten wel eens een kruiwagen rechtop met de armen omhoog en daar sprong hij dan zo doorheen. Geen koddebeier die hem te pakken kon krijgen. De boerderij had een kaaskelder en de ramen zaten daar vlak boven de grond. Dus konden ze uit de kelder op konij nen en fazanten schieten. De jachtopzieners hoorden dan wel een schot, maar ze zagen niemand. Het hondje haalde de fazant of het konijn op. Cor, Piet en Jan Bos hebben het in 1932 nog eens ern stig aan de stok gekregen met jachtopziener Weenk. Ze kregen ruzie over de plaatsing van scheidingspalen in het duin en er ontstond een vechtpartij. Dat kon natuurlijk niet ongestraft blijven. De drie broers, 24, 23 en 21 jaar oud, moesten voor de kantonrechter verschijnen. Vanwege hun blanco strafregister kregen ze relatief lage boetes van 60,- en twee keer 40,-, maar het waren voor die tijd toch grote bedragen. Om de boetes te betalen werd een stuk duingrond aan de familie Gevers verkocht. TBC Zoals in veel plaatsen waren er in Castricum en Bakkum- heel wat lijders aan tuberculose of tering zoals het ook werd genoemd. Het was een van de meest voorkomende ziekten. Er stonden tientallen TBC-huisjes in het dorp, huisjes die gemonteerd waren op een draaischijf, zodat ze steeds naar de zon gericht konden worden. Frisse lucht, rust en goed eten was voor de oorlog nog de enige geneeswijze. Voor leden van de kruisvereniging was de plaatsing van een 'lig- tent' bij hun huis gratis. Het Witte Kruis (1908) en Het Wit Gele Kruis 1920) werkte hierbij goed samen. Piet Stuifbergen herinnert zich dat er in De Duinkant zeker vijf of zes van die tentjes hebben gestaan. De beheerder van het magazijn in de Burgemeester Mooijstraat, Kees 'Spriet' Stuifbergen, leverde ook de hulpmiddelen, bed den, steken enz. De huisjes werden met paard en kar bij de mensen gebracht en op het erf opgebouwd. Alie Veldt-Zomerdijk vertelde over haar broer Arie: Mijn broer heeft drie jaar in een tent bij ons huis gelegen. Nelis Stolk had het met hem te doen en hij kwam vaak op bezoek. Hij heeft Arie nog eens een hele mooie radio gegeven. Het leek wel een schilderijtje. Hij is in 1932 overleden, toen hij 23 was. Ik zie me nog naar mijn vader rennen en roepen: "Vader het gaat niet goed met Arie. "Hij is toen ook dood gegaan. Van de kaasfabriek naar de tuinderij Manus, de vader van Alie Zomerdijk, was in 1900 uit Zij dewind naar Castricum gekomen. Zijn vader had een sme derij en die wilde hij aan een van zijn jongens overdragen, maar er was niemand die er zin in had. Ze wilden allemaal een zuivelfabriek beginnen. De een begon in Zijdewind, de ander in Alkmaar en de derde in Limmen. Alie Veldt-Zomerdijk 1918-2009): "Mijn vader begon in de kaasfabriek 'De Duinstreek' aan de Cieweg, waar ze ook woonden. In dat huis ben ik in 1918 geboren. De fa briek liep goed. Mijn vader en moeder hebben er vreselijk Alie Veldt-Zomerdijk 1918-2009). Hermanns (Manus) Zomerdijk was kaasmaker maar begon in 1918 een tuinderij aan de Kramersweg. Hij was getrouwd met Aaltje Brakenhoff en zij kregen 13 kinderen. Op de foto v.l.n.r. Herman, Jan, Jaap, Niek, Arie, Gré, Piet en Marie. Voorts Manus en zijn vrouw met dochter Alie op haar arm. 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2010 | | pagina 18