Theo van der Himst: "Mijn vader zei altijd, als ik later dood ben, wil ik aan de Onderkant begraven worden. Jan Twisk moet me wegbrengen met twee zwarte paarden. Hij zei ook altijd: Als ik dood ben komen al die fazanten, die ik in mijn leven geschoten heb op mijn kop pikken. Mijn vader is dood: hij komt de aula uit en eer lijkGod is mijn getuige, toen schreeuwde er toch een kok (fazantenhaan) zo verschrikkelijk; het was niet om aan te horen. Toen de kist bij het graf was, hield hij op en toen de kist zakte, schreeuwde ie weer. Ik keek mijn oudste broer aan. Hoorde jij het ook. Ja zei hij, ik hoorde een kok schreeuwen. Ja, zei ik: twee keer. Ik zeg, kijk nou eens om je heen. Wat zei vader vroeger al tijd: Ik wil aan de Onderkant begraven worden. Ik zeg, die bomen daar, die stonden in het bosje van Ineke, bij het klappoortje. Die zijn nooit weg gehakt in de oorlog. Die bomen zijn er nog. Als je dan effe terug gaat en twee stappen naar rechts, daar hadje de Onderkant. En waar legt het oudje hiero? Hij legt aan de Onderkant. Alles kwam uit. Hoe is het mogelijk. Armoede In het achterste deel van de ziekenbarak, aan de duinzijde, woonden rond 1933 Grietje de Graaf-Kortekaas, Petro- nella (Nel) de Vries-Olbers en het gezin van haar dochter Jopie de Vries met haar man Gerrit Veenstra. Een andere dochter Jo de Vries en haar man Antoon de Ruijter hebben in het voorste deel van het gebouw gewoond. Zij werden daar opgevolgd door Gijs van der Himst en zijn gezin. In het achterste deel van het gebouw lagen de kleine woon kamers aan een vrij brede middengang. Aan het eind van die gang was een trap die leidde naar de slaapruimtes op de zolder. Door armoede gedwongen waren ze allemaal in de zieken barak terechtgekomen. Nel Olbers was op jonge leeftijd in verwachting geraakt, wat haar door de dorpsgemeenschap zwaar werd aangerekend. Toen Jan de Vries in 1905 met haar wilde trouwen, stelde ze wel als voorwaarde dat hij dan haar zoon Piet als zijn kind moest erkennen. Zo ge beurde het en Piet Olbers ging verder als Piet de Vries door het leven. Na een huwelijk van nog geen 8 jaar over leed Jan en inmiddels had Nel nog zes kinderen gekregen. Ze moest alleen de kost verdienen en werkte bij de dokter, de notaris en de pastoor. Samen met 1 gulden van de ar menzorg en een 1 gulden van de kerk kon ze het redden. Stientje, het oudste meisje in het gezin, moest vanaf haar achtste jaar maar een beetje op haar broertjes en zusjes let ten. Alsof het leven nog niet zwaar genoeg was, had Nel ook nog de zorg voor haar licht gehandicapte broer Dirk. Piet 'Olbers' de Vries: de scharensliep Piet de Vries, bijnaam Rooie Piet, heeft zeker de gevol gen ondervonden van zijn bepaald niet zorgeloze jeugd. Hij werd zeeman, had nog verschillende andere baantjes en raakte aan de drank. Ondanks zijn trieste achtergrond komt hij nog al eens in vrolijke verhalen voor. Piet Stuifbergen: Die man dronk een fles spiritus zomaar leeg. Hij mocht dan zijn huis niet meer in komen. Kin deren, die bij ons in het winkeltje kwamen, zeiden dan: wij hebben een ome Piet en die slaapt altijd in de blauwe bloemetjes. Dan ging hij achter de ziekenbarak een hel- linkie op en dan lag ie in een kuil op een ouwe jas of een deken, 's Morgens dan hoorde je hem op zijn mondorgel spelen. Piet had een keer zijn been gebroken. Hij werd naar het ziekenhuis in Alkmaar gebracht, maar de volgen de zondagochtend konden ze hem nergens meer vinden. Toen liep hij heel bij de Kattenberg in Heiloo steunend op een stoel van het ziekenhuis. Hij sleepte zijn gipsbeen mee en ze konden vanaf Alkmaar een hele krijtstreep volgen. Dat ziekenhuis was niets voor hem; hij wou naar huis, maar eerst wel even langs het cafeetje van Bal Lute. Op een zekere dag kocht hij een scharensliep, die je nog met de hand moest duwen. Hij ging aan de loop en hij stopte bij zuster Plas. Hij had zo 'n rijmpje van: Hier is Rooie Piet met z 'n scharensliep, ik dacht dat je me riep, of zoiets. Zuster Plas gaf hem met wat tegenzin haar ta felmessen en werd zo z 'n eerste klant. Hij aan het slijpen. Wij stonden erbij te kijken. Toen bracht ie ze weer terug en we hoorden haar zeggen: wat heb je nu gedaan Piet Hij antwoordde: "Wat zou je denken: aan twee kanten geslepen. Jullie eten toch vaak cadetten, dan steek je het mes er in het midden in en dan een keer heen en weer en klaar ben je. Eentje heb ik niet aan twee kanten geslepen, die is voor de boter.... Hoe het Piet de Vries precies is vergaan, valt niet meer te achterhalen. Wel weten we dat hij een paar keer in een inrichting in Veenhuizen heeft gezeten en dat hij in 1944 op 49-jarige leeftijd in Frankrijk bij een bombardement Bewoners van de ziekenbarak omstreeks 1933. V.l.n.r. staande Antoon de Ruijter, Gerrit Veenstra, Joop en Jan de Ruijter, Jo Veenstra-De Vries, onbekende badgast en Nel de Vries-Olbers. 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2010 | | pagina 13