De bouw van de kerk
De bouw zelf, die van start mag zodra het kerkbestuur
zich schriftelijk verbonden heeft alle eventuele extra kos
ten voor eigen rekening te zullen nemen, verloopt daarop
voorspoedig. Al op 21 november kan ingenieur Haijward
verklaren dat het werk begonnen is, zodat de bij Koninklijk
Besluit verleende subsidie ook daadwerkelijk beschikbaar
kan worden gesteld. In elk van de twee volgende jaren
wordt ook moeiteloos na het desbetreffende rekest van het
kerkbestuur de daarbij reeds in het vooruitzicht gestelde
extra subsidie van ƒ1000,- toegekend en uitbetaald.
Minder succesvol is het kerkbestuur bij de provincie. In
Haarlem krijgt het slechts de helft van het verlangde be
drag, namelijk 1000,- in 1857 en ƒ500,- in 1858. Het lijkt
erop dat dit enigszins aan de nalatigheid van de parochie
zelf te wijten is. In 1857 moeten Gedeputeerde Staten, om
dat zij maar niets vanuit Castricum horen, bij de bisschop
informeren of er ginds nog steeds behoefte aan subsidie
bestaat, wat de aangeschrevene dan bevestigt. In 1858 is
de helft van de jaarlijks beschikbare ƒ3000,- al toegekend,
als voor de resterende ƒ1500,- zich liefst drie plattelands
parochies melden: Castricum, Schoten en Zwaag. Deze
drie mogen nog dat jaar op voorspraak van Van Vree dat
restant gelijkelijk verdelen.
Een ramp blijkt dit tegenvallen van de provinciale bijdrage
voor Castricum overigens niet; de opbrengst van de afbraak
van de schuilkerk en de verkoop op 17 november 1858 van
het bijbehorende erf, bosje, boomgaard en tuin (kadaster
sectie B, nrs. 427 t/m 430) is uiteindelijk namelijk boven
verwachting groot; zij bedraagt in plaats van de geraamde
1500,- liefst 3050,- en daarmee is de lagere provinci
ale subsidie weer gecompenseerd. Wel moet het benodigde
atfloru»<iiirïtcn en ficstefc
B. C. KERK en PASTORIE
bedrag van de lening tenslotte nog eens met ƒ6.000,- tot
ƒ26.000,- worden opgehoogd, waarbij uiteindelijk de ka
tholieke wijnhandelaar Hendrik P. Ibink Meienbrink uit
Alkmaar voor liefst 20.000,- als geldschieter optreedt.
De kerk, waarvoor op 7 april 1857 de eerste steen is
gelegd, wordt dan ook zonder echte problemen en
zonder veel vertraging opgeleverd; alleen komt er aan
extra kosten uiteindelijk nog 4224,- bovenop de aan
nemingssom en moet ook nog ƒ2697,- aan de architect
betaald worden, wat de uitgaven voor de bouw op een
bedrag brengt van niet minder dan 53.421,-. Hoe dan
ook, op het laatst van augustus 1858, dus maar weinig
over tijd, kan ingenieur Alexander B. Mentz, die het
toezicht van Haijward heeft overgenomen, zijn chef be
richten dat het werk op enige details en kleine manke
menten na compleet is voltooid.
De statie van St.-Pancratius heeft dan net, een paar weken
eerder, dankzij een besluit van bisschop Van Vree, als uit
vloeisel van het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie
vijfjaar tevoren, samen met veertig andere kerken in zijn
diocees de status van volwaardige parochie gekregen, res
sorterend onder het dekenaat Beverwijk.
Daarop wordt de nieuwe kerk, die zeshonderd zitplaatsen
telt, op 30 september door de bisschop ingewijd. Al een
jaar eerder had men van het gemeentebestuur toestem
ming gekregen bij de kerk ook een eigen begraafplaats
aan te leggen.
Thomas H. von der Dunk
NIEUW TE HOUWEN
Voorwaarden
en bestek van
de te bou
wen kerk te
Castricum.
CASTRICUM,
Provincie .\oord-llollan(l.
SlmoUrbam,
VERKRIJGBAAR BIJ A. ZWEESAAROT KV ZOON.
De kerk omstreeks 1900. Bij de grondige verbouwing van
1877-1883 was de vierkante dakruiter vervangen door een
toren.
21