Broeder Krist vertelt
"Ik ben geboren op 20 december 1915 in Gorredijk. Na
de lagere school volgde ik daar de mulo. Vervolgens ging
ik naar een baas, een grossier in kruidenierswaren. Die
zei na de eerste week: "Ik heb over je salaris nagedacht en
ik denk niet dat we van die grote sprongen moeten maken.
We beginnen maar met een gulden. Ik kreeg een gulden
en een potlood met reclame van de zaak en een sigaar
voor mijn vader. Die was zo lek als een mandje. Het was
met een week afgelopen.
Daarna ben ik nog een poos
je loopjongen geweest in een
drankenhandel. Ik heb zelfs
nog allerhande likeuren le
ren maken. Toen kwam ik
een dorpsgenoot tegen: Jaap
Glastra. Die vroeg: "Waarom
kom je niet bij ons. Ik zeg,
wat doe je. "Ik zit in de ver
pleging. Het sprak me niet
erg aan. Ik dacht er over na
en heb het toch gedaan. Rond
1937 vertrok ik uit Gorredijk.
Het ziekenhuis was in Me-
demblik en daar woonde ik
intern en kreeg een driejarige
opleiding.
Het zat in een heel langgerekt gebouw. Je had een hoofd
verpleger voor oost en een hoofdverpleger voor west. Het
was wel mijn werk, maar niet mijn hobby. Je paste je aan
en probeerde goed voor de patiënten te zijn. Als je na drie
jaar je diploma kreeg, dan mocht je ook uitwonend wor
den. Toen ik daar zo 'n beetje aan toe was, besloten Pro
vinciale Staten van Noord-Holland van die drie jaar maar
zes jaar te maken. Het was in de bezettingstijd en je kon
geen kant uit. Dat betekende dat ik nog drie jaar moest
wonen in een kamertje van een paar vierkante meter. Ik
was toen verloofd. Ik ben zeker een jaar of acht verloofd
geweest. Dat meisje kon het op den duur ook niet volhou
den en die is weer vertrokken naar Friesland. Je kon wel
zeggen ik stop ermee, maar er was niets anders in die tijd.
Er was veel werkeloosheid. Dan hing ook nog de tewerk
stelling in Duitsland boven je hoofd.
Ik ben daar nog eens knock-out geslagen. Er was een
hele grote neger, Garcia heette die. Hij zat in een iso
leercel. Ik moest hem eten brengen in zo 'n geëmailleerd
bord met een mok koffie. Hij stond boksbewegingen te
maken. Ik zei tegen de hoofdverpleger zullen we maar
niet wachten tot hij gekalmeerd is. De hoofdverpleger -
je was altijd met z 'n tweeën vond van niet en duwde me
min of meer naar binnen. Hij sloeg en ik werd wakker,
liggend in de gang.
12
Ik ging als verpleger naar Duin en Bosch nog voor de
opheffing van het ziekenhuis in Medemblik. De feestelijke
slotbijeenkomst, waar mevrouw Kloosterman het woord
voerde, heb ik daar nog wel meegemaakt. Ik werd broe
der genoemd. Eerst woonde ik intern in het ziekenhuis. We
gingen uiteindelijk na mijn trouwen in de Dr. Ramaerlaan
wonen, in de 'broederwijkwaar mijn kinderen geboren
zijn.
Ik kwam bij Duin en Bosch op de the
rapieafdeling. Timmeren en schilde
ren met patiënten. Er werd speelgoed
gemaakt. Voordat ik kon beginnen,
moest ik de ruimte daarvoor tussen
de bedrijven door in mijn eentje zelf
schoonmaken. Op die manier heeft
het een paar maanden geduurd. Het
was een gebouw geweest voor op
name van mensen met besmettelijke
ziekten. Het had verschillende zaal
tjes; erg hokkerig.
Een oudere zuster was kwaad op me.
Ze zei dat die functie haar vroeger
was beloofd. Ik heb het maar naast
me neergelegd: ik had mezelf niet op
die plaats neergezet.
De mensen die er kwamen, waren
nogal verschillend en er lagen vlijmscherpe beitels. Je
moest sommige patiënten goed in de gaten houden. Ik heb
daar aparte figuren meegemaakt. Er was een oude man
die wagenmaker was geweest. Vlak bij de ingang bij het
hek lagen bomen in het water. De man stelde voor die bo
men op te halen. Ik heb het nog nooit gezien, maar die
man zaagde er allemaal dikke planken uit. Daar zaagde
hij de armen uit voor een kruiwagen. Hij had allemaal
mallen gemaakt. Het wiel was heel ingewikkeld. Schitte
rend werk.
We hebben ook wel eens een heel bekende kunstschilder
uit Haarlem in de groep gehad en twee meubelmakers.
Die maakten doodkisten van allerlei resten hout. De kisten
werden dan zwart geschilderd. Het was geen echte verf,
want het bleef afgeven.
Er was ook een mattenmaker ij. Die is uiteindelijk stopge
zet, omdat het geen niveau had. Ik vond het jammer, want
je kon iedereen dat vlechtwerk laten doen en er kwam een
aanvaardbaar product tevoorschijn.
Je ging vroeger veel afstandelijker met de patiënten om.
Tegenwoordig gaat het wat makkelijker. Vroeger hadden
de mannelijke patiënten een grijs-grauw pak aan en de
vrouwelijke patiënten een jurk en capes. Het is pas in de
jaren vijftig geleidelijk veranderd. Het ene paviljoen was
het andere niet; de mensen werden zo 'n beetje in rangen