hebt, zeker als het in je hoofd een warboel is, kan het leven verzanden in dagdromen en lusteloosheid. Dit was vroe ger een veel voorkomend probleem in de psychiatrie. Als je werd opgenomen in een instelling, kreeg je bedverple- ging. Men ging van de vooronderstelling uit dat wie ziek was het bed moest houden. In eerste instantie was dit goed beheersbaar, maar zodra mensen lopend patiënt werden, ontstond het probleem met betrekking tot de dagvulling. Na de passieve bedverpleging werd verantwoording te ruggegeven, waarbij een gezonde wisselwerking tussen de zieke mens en zijn omgeving onderdeel is van het te rugvinden van sociaal en geordend gedrag. hun aanpak de actievere therapie, die uitging van het be lonen van goed gedrag en het straffen van onaangepast gedrag met als uitgangspunt dat er overdag moest worden gewerkt en er 's avonds gelegenheid was voor ontspan ning, een en ander binnen het afdelingsgebeuren. Al snel werd het begrip ontspanning verlaten en bleef de arbeids- therapie over. Destijds was de arbeidstherapie hoofdzakelijk ten nutte van de instelling: land- en tuinbouw, de wasserij, matten- makerij, naai -en linnenkamer, maar ook werk zoals het 'lezen' van erwten en bonen. De patiënt was een waarde volle werkkracht. De invoering van een beloningsstelsel voor patiëntenarbeid bleek de werkbereidheid van de ver pleegden te stimuleren. Een beloning met tabak of sigaren voor de mannelijke patiënten was wel gebruikelijk. Als compensatie voor de vrouwelijke patiënten besloot de Commissie van Bestuur in 1910 dat: "Voor de werkende vrouwelijke patiënten voortaan viermaal daagsch één van de 2 kopjes thee of koffie zal gesuikerd zijn. In 1920 werden gestichtsmunten uitgegeven, waarmee de patiënten in de gestichtswinkel allerlei zaken konden ko pen. Patiënten konden de munten verdienen, als ze zich voldoende hadden ingezet op een van de beschikbare werkterreinen. Bezigheidstherapie In de periode van economische bloei groeide de sociale werkvoorziening, die ook toegankelijker werd voor psychia trische patiënten. Toen in 1967 de psy chiatrische zorg onder de AWBZ kwam te vallen, werden de budgetten jaarlijks verhoogd en was er ruim voldoende geld om nieuwe activiteiten te ontwikkelen voor arbeid en dagbesteding. In het begin van de zeventigerjaren ont stond de eerdergenoemde beweging die 'antipsychiatrie' wordt genoemd, met een humane en gelijkwaardige benade- Binnen de Nederlandse psychiatrische inrichtingen ston den de ideeën van de Duitse psychiater Simon en de Ne derlander Van der Scheer (naar hem is de Prof. Van der Scheerlaan in Bakkum genoemd) centraal. Zij noemden Na de Tweede Wereldoorlog is er vernieuwing ontstaan in genoemde aanpak. De begeleiding van gewonde militai ren door psychologen bestond uit therapeutisch werken. Als gevolg van revalidatie van oorlogsslachtoffers en mi litairen ontstond 'welfare werk' en revalidatie en daaruit kwamen de sociale werkplaatsen voort. In 1947 werd de 'Wet plaatsing minder valide arbeidskrachten' van kracht. De naam inrichting werkte stigmatiserend en gaf voeding aan het wijdverbreide begrip dat opname een definitieve en ver van de samenleving verwijderde opbergplaats was. Om deze misvatting een halt toe te roepen, werden de in richtingen ziekenhuis of centrum genoemd, een naamge ving die weer uitzicht gaf op herstel en teruggang naar de eigen omgeving. Werkploeg van patiënten in gestichtskleding. Pas rond 1940 werd deze kleding afgeschaft. Een tuinploegje aan het werk rond 1960. De strohoeden beschermen tegen de zon en de bijverschijnselen van medicijnen. 8

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2009 | | pagina 10