Knaap, Wouter de Bie, Fulps Ranke, Gerrit Brasser, Evert Asjes, Pieter Schavemaker en Willem Brakenhoff. Van hen wonen Arie Admiraal, Simon Duinmaijer en Willem Brakenhoff in Bakkum en de overigen in Castricum. Arie Admiraal wordt 'adjoinct du maire' (wethouder) en de overigen worden raadsleden. Het gemeentebestuur bestaat naast de burgemeester uit een wethouder (Arie Admiraal) en tien raadsleden. Naast de acht geïnstalleerde leden zijn er ook twee vacatures. De benoeming betreft namelijk ook Jan van Bruijnswaard, die inmiddels is overleden en Jan Glorie die zijn benoeming vanwege zijn slechte gezichts vermogen en hoge ouderdom niet heeft aanvaard. Burgemeester Jacob Nuhout van der Veen doet op 7 maart 1812 in een brief aan de onder-prefect een dringend ver zoek om te worden ontslagen, omdat het hem onmogelijk is gebleken om het burgemeestersambt te combineren met dat van notaris (in Alkmaar). Voorlopig blijft hij echter in functie. Per 1 januari 1813 zijn drie kandidaten voor de post van burgemeester genomineerd: 1. Pieter Kieft, tabaksverkoper, geboren in 1783, 29 jaar, woont in Castricum, gehuwd, 3 kinderen, ontvanger der indirecte belastingen, persoonlijk bezit 300,-, om schreven als man met verstand, fatsoen en goede wil; 2. Arie Admiraal, adjoint, geboren in 1760, 52 jaar, woont in Bakkum, gehuwd, 5 kinderen, landbouwer, persoonlijk bezit ƒ300,-, omschreven als man met be perkte capaciteiten voor zijn functie; 3. Simon Duinmaijer, raadslid, geboren in 1762, 50 jaar, woont in Bakkum, gehuwd, 6 kinderen, landbouwer, persoonlijk bezit 400,-, geschikt voor de functie. Op 6 januari 1813 leggen Pieter Kieft als burgemeester van Castricum en Arie Admiraal als 'adjoint du maire' de eed af en worden geïnstalleerd op het raadhuis te Castricum in het bijzijn van de afgetreden burgemeester Jacob Nuhout van der Veen; beide heren waren op 25 december 1812 door de prefect van het departement benoemd. Pieter Kieft neemt in zijn nieuwe functie al op 13 februari 1813 contact op met de onderprefect over de twee vaca tures in de gemeenteraad. Als kandidaten worden voor gesteld: Cornelis van den Dam, geboren 8 oktober 1750 en Cornelis Schrama, geboren 1 maart 1746; beiden zijn weduwnaar, hebben geen kinderen en zijn veehouder met een jaarinkomen van 5000 gulden. Na het einde van de Franse overheersing, waardoor de Nederlandse onafhankelijkheid wordt hersteld, maken de grondwetten van 1814 en 1815 weer onderscheid tus sen stedelijke en plattelandsgemeenten. De gemeentelijke samenvoegingen worden bij Koninklijk Besluit van 13 december 1815 weer ongedaan gemaakt. Dat geldt ech ter niet voor Bakkum en Castricum, die al vele tientallen jaren dezelfde ambachtsheer en schout hadden gekend en in zeker opzicht al samen optrokken. Bovendien was er in Bakkum geen burgemeester beschikbaar. Onze gemeente ging in 1817 'Castricum en Bakkum' heten. Ook worden na de Franse overheersing de rechten van de ambachtsheer ten dele hersteld, waarbij de benoeming van raadsleden mede geschiedt op voordracht van de am bachtsheer. Gesproken wordt enerzijds van steden, anderzijds van heerlijkheden, districten en dorpen. De organisatie van het bestuur ten plattelande wordt vastgelegd in een reglement van 1815. Krachtens dit reglement keert de schout terug; hij is tevens secretaris en ontvanger en wordt bijgestaan door een raad. In de gemeente 'Castricum en Bakkum' be staat de raad uit vijf leden, waaruit twee assessoren (wet houders) worden gekozen. De raadsleden worden voor drie jaar benoemd; zij worden bij voorkeur gekozen uit de 'vroedste en gegoedste' ingezetenen. Een raadslid moet minstens vier jaar in de gemeente hebben gewoond, min stens 50 gulden aan belasting betalen en voor het overige voldoen aan de eisen van een stemgerechtigde burger. Om stemgerechtigd te zijn moet een burger minstens een jaar in de gemeente hebben gewoond, minstens 12 gulden aan belasting betalen, zelfstandig zijn en niet met justitie in aanraking zijn geweest. De stemming ter vervulling van de opengevallen plaatsen geschiedt jaarlijks in de maand september via gesloten briefjes, die namens de schout aan huis worden bezorgd en opgehaald. In 1812 zijn er van de 630 inwoners 156 stemgerechtigd. In 1817 is de grens voor de burger om stemgerechtigd te kunnen zijn verhoogd naar 30 gulden, waardoor er nog maar 23 personen daarvoor in aanmer king komen. Samenstelling van het gemeentebestuur volgens een opgave van 9 juli 1812: functie naam/voornaam beroep ouderdom woonplaats maire Jacob Nuhout van der Veen notaris 33 jaren Alkmaar adjunct Arie Admiraal landbouwer 52 Bakkum municipale raden: Simon Duinmaijer landbouwer 50 Bakkum Albert Maartensz Knaap landbouwer 48 Castricum Wouter de Bie schilder 42 Castricum Fulps Ranke metselaar 40 Castricum Gerrit Brasser landbouwer 57 Castricum Evert Asjes landbouwer 55 Castricum Pieter Schavemaker bakker 40 Castricum Willem Brakenhoff landbouwer 56 Bakkum 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2008 | | pagina 8