Hij trekt zich echter terug vanwege een benoeming elders
en de minder bekwame onderwijzer Pieter Kieft, de latere
schout en burgemeester van Castricum, werd benoemd.
Kramer schreef in datzelfde tijdschrift meerdere artike
len over het onderwijs in Castricum in de 19e eeuw. Ook
verscheen hierin in 1913 zijn artikel over Willem Metz,
schoolmeester te Limmen van 1791 - 1857.
In het Tijdschrift voor Geschiedenis, Land en Volkenkunde
beschrijft Matthijs Kramer in 1907: "Hoe de Bataafsche
Republiek op 9 feb. 1795 haar intrede deed in Castricum."
Een korte passage hieruit:
"Laat ik u voeren naar Castricum in de hoop u te
doen genieten van de geestdriftige toespraken van
een vurigen patriot, den Schout J. Nuhout van der
Veen. Een tweetal van zijner redevoeringen lig
gen tusschen allerlei muffe papieren op de stoffige
planken van het dorpsarchief. Ze verdienen m.i.
aan de vergetelheid ontrukt te worden. Zij kunnen
als bewijs dienen, dat - zoo deze redenaar de tolk
geweest is van zijn medeburgers - de gemoederen
in dit kleine plaatsje al in even hartstochtelijke be
roering waren als in de toonaangevende steden met
haar 'leesgezelschappen - eigenlijk politieke ver-
eenigingen - haar comité 's, clubs
Hij krijgt een prijs met eervolle vermel
ding voor zijn in de Katholieke Illustratie
gepubliceerde gedichtje als reactie op de
vraag: Wat is de mooiste leeftijd?:
"De 'schoonstetijd is nooit een HEDEN.
Maar steeds een TOEKOMST of VERLE
DEN.
Die zogenoemde mooiste leeftijd wordt on
bewust, zonder waardering, ja in ontevre
denheid 'genotenVoor jeugd en jonge
lingschap zal ie komen 'als we groot zijn
gevorderde leeftijd en ouderdom erkennen
met weemoed, dat ie al lang doorleefd is,
'toen we nog klein waren.
Ook heeft hij een drietal jeugdboeken
geschreven en het boekje 'De Veldslag
bij Castricum in 1799', dat werd uitgege
ven omstreeks 1935 door de Castricumse
Drukkerij N.V. In 1972 volgt een onbe
werkte heruitgave. In het laatste hoofdstuk
verzucht Kramer: "In Castricum zoekt men te vergeefs
naar eenig gedenkteeken. En toch, zoo een plaats van
Noord-Kennemerland voor een monument in aanmerking
kan komen, is het Castricum waar een einde kwam aan
den gruwelijken oorlog. Het door hem gewenste monu
ment ter herinnering aan de Slag bij Castricum in 1799
is er gekomen ter gelegenheid van de tweehonderdjarige
herdenking in 1999.
Kramer was ook betrokken bij de eerste opgravingen van
de oude abdij van Egmond, waarvan zijn tekeningen van
de opgravingen getuigen. Ook tekende hij landschappen
en dorpssilhouetten die allang niet meer bestaan.
Zijn gezin
Matthijs Kramer en Anna Mooij kregen vier kinderen die
allen in Amsterdam werden geboren. Het waren:
Theodorus J.M. (Theo)
geboren op 9 mei 1904, onderwijzer, later leraar, over
leden te Amsterdam op 4 mei 1985, gehuwd in 1936
met Christina C.E. Liscent.
Cornelia J. (Cor)
geboren op 4 augustus 1907, onderwijzeres, overl. op
23 juni 1973 te Amsterdam, gehuwd in 1934 met Jo
hannes C. van de Weijer, onderwijzer.
Johannes M. (Jan)
geboren op 14 november 1910, dr. en leraar klassieke
talen, overl. op 25 febr. 1994 te Ulestraten, gehuwd in
1949 met Maria C. Wolters.
Johanna A.C. (Jo) geboren op 10 januari 1914, dra.
en lerares klassieke talen, ongehuwd, overl. in 2002
te Amsterdam.
Matthijs Kramer is kort na zijn pensionering op 27 janu
ari 1937 te Amsterdam overleden en te Diemen begraven.
Anna Mooij is op zeer hoge leeftijd in een rustoord te Be
verwijk overleden op 7 mei 1977.
Een foto van de familie Kramer - Mooij, genomen ca. 1936
in hun huis aan de Hoogeweg in Amsterdam. Eerste rij: Jo
en Theo, tweede rij: oud-burgemeester Jan Mooij met zijn
dochter Anna Mooij, Matthijs Kramer en Cornelia Mooij-
Kuys, derde rij Cor en Jan.
Kramers vermoeden van een mogelijke Romeinse oor
sprong van Castricum
De naam is ook al zo echt Romeinsch schreef Matthijs
Kramer in 1931 in zijn derde brief aan dr. J.H. Holwerda,
archeoloog en directeur van het Rijksmuseum van Oud
heden te Leiden. Het was zijn derde poging om Holwerda
69