De situatie in 2007.
In 1963 volgde verkoop van een stukje grond aan de Dood
weg aan Cornells Stolk, die er een huis en schuur bouwde.
Daardoor wijzigde ook de kadastrale vastlegging van de
boerderij: nu sectie B, nr. 6986, groot 52 a. en 97 ca., een
huis, schuur en tuingrond. In 1967 bouwde hij achter zijn
pand een rolkas.
In 1987 werd het woonhuis op naam van de kinderen ge
zet, ieder 1/5 deel met het beding van levenslang vrucht
gebruik door Arie Meijne, gehuwd met Maria Plantenga.
Zijn zoon Adrianus Th. (Arie) woonde ook nog thuis en
oefende er de tuinderij uit tot 1989.
Hij vertelde:
"Mijn vader wilde graag onderwijzer worden, maar
toen zijn vader was overleden heeft zijn moeder, Duif
je Ruijter, de tuin altijd voor hem als enige zoon be
waard.
Hij nam het bedrijf in 1941 over en legde zich vooral
toe op de bollenteelt, tidpen maar ook gladiolen. Dat
laatste deed hij samen met Gerrit Lute. Ze hadden
een stuk grond achter het Vitesse-terrein dat voor de
teelt van gladiolen geschikt was. Vader selecteerde ze,
pelde ze en liet de bollen drogen. Allemaal erg bewer
kelijk.
iter Arie Meijne, de laatste Meijne die op de boerderij
a en woonde, met echtgenote Nel de Bree.
De huidige boerderij aan de Breedeweg.
In één winter had hij een stuk of drie koeien binnen
staan, zoals zijn vader dat ook regelmatig deed. Hij,
zijn vader, had hiervoor, samen met Jacob van der
Park, een stuk weiland, sectie C, nr. 20, groot ruim 3
hectare, dat in 1919 op een veiling door zijn grootva
der was gekocht.
Voor eigen gebruik werden ook aardappelen ver
bouwd, die ook aan vrienden en bekenden werden
verkocht. Dat leverde wel wat op!
Wij, de vijf zoons, hielpen natuurlijk vaak mee. In de
zomer, na schooltijd aan de Augustinus, zei vader dat
we nog wel even een hoekje konden schoffelen, bollen
konden pellen of onkruid wieden. Als het dan klaar
was gingen we eten en daarna moesten we naar bed!
Na de lagere school ben ik bij vader gaan werken en
ben naar de tuinbouwschool gegaan.
Mijn broers hielpen natuurlijk wel, maar vonden het
werken in de tuin niet echt leuk en gingen later dan
ook ander werk doen.
Dick, geboren in 1944, vertelde dat in de herfst, als het
koud en winderig was, je wortelen moest rooien. Met
je blote handen in die koude grond en dan met je nagel
van je vingers langs die koude wortel! Dat deed toch
zeer! Ik voel het nog, brrrr. Ja, later gingen we hand
schoenen gebruiken.
Het bedrijf was niet zo groot. Alleen bollen kweken
daar redde je het niet mee. Dus ging ik er ook sla en
andijvie bij doen. Daar was de grond ook geschikt
voor, hoewel we het wel omgespit hebben, soms drie
steken diep om door de kattenklei te kunnen komen,
die soms wel 80 cm. Diep zat. Sterke grond, geest
grond, die de kunstmest vasthield en ook voldoende
nat was in de regentijd. We hadden wel last van kweek
en in het voorjaar van paardebloemen: aan de zuid
oostkant grensden we aan een stuk weiland, dat in
de oorlog werd omgezet in bouwland, een stukje van
Roele. Tegenwoordig staat er maïs op. Bij oostenwind
in het voorjaar zag het wit van de pluizen van de paar
debloemen. En dan enige tijd later kon je wel aan het
trekken blijven!
31