Het Stedelijk Museum bracht zijn verzameling schilderij en van Van Gogh, schilderijen van de Amsterdamse uni versiteit en van het stadhuis onder in stalen lichtersche- pen. Voor dit evacuatieplan, dat in augustus 1939, werd uitgevoerd, is Sandberg verantwoordelijk geweest. "Deze stalen schepen liggen te allen tijde in groote getale in de Amsterdamse havens", schreef Sandberg aan de wethou der voor kunstzaken. "Zij zouden indien noodig binnen twee uur aan de Amstel bij de Stadhouderskade kunnen aanleggen, terwijl de kunstwerken per tapissière (ver huiswagen) van het museum naar de aanlegplaats kunnen worden vervoerd. Op 28 augustus 1939 werden de eerste verhuiswagens geladen. Eerder waren de kunstwerken naar belangrijk heid in drie categorieën ingedeeld. Rood stond voor on vervangbaar; wit voor belangrijk en blauw betekende ver vangbaar. Israels, Breitners, Van Goghs en andere werden opgeborgen in het ruim van de Dankbaarheid. In het ruim van de Mercurius en dat van De Morgenstern werd ook een deel opgeslagen, samen met werk van Mondriaan, Charley Toorop en andere moderne kunstenaars. Het was zoveel dat tenslotte nog een vierde schip in gebruik is ge nomen, de Harwu Almien. Een van de schepen afgemeerd in de buurt van het Alkmaar- dermeer, waarin de kunstschatten van het Stedelijk Museum tijdelijk werden bewaard, totdat zij naar de bomvrije kluis in Castricum konden worden overgebracht (foto Joh. de Haas). Om de museale klimatologische omstandigheden te be naderen, waren in de ruimen kachels, emmers met onge bluste kalk en hygrometers geplaatst. De schepen werden bewaakt door suppoosten, die hun post onder geen beding mochten verlaten. Aanvankelijk lagen de schepen bij el kaar in de buurt in de Knollendammervaart bij Spijker boor en in het Noord-Hollands kanaal. Enige weken later besloot men de lichters verder uit elkaar te leggen. Be gin oktober was de kunstvloot verspreid over de Noord en Zuid-Hollandse wateren. De Dankbaarheid lag in het Kogerpolderkanaal bij De Woude. Ongeveer 500 meter noordelijker dobberde de Mercurius. Onder de bevolking deed het gerucht de ronde dat de Nachtwacht, in een grote zinken koker ingesoldeerd, op de bodem van het Alkmaar- dermeer rustte. 20 De eerste fase was nu afgerond. Het belangrijkste kunstbe zit was wel weg uit het onveilige Amsterdam, maar echte veiligheid konden alleen bomvrije schuilkelders bieden. Amsterdamse kluis De gemeente Amsterdam bereikte overeenstemming met het Provinciaal Waterleidingbedrijf over de plaats en de directeur Publieke Werken vroeg op 17 oktober 1939 bij de gemeente Castricum vergunning voor de bouw van een 'betonnen bergplaats aan de Helmweg in het Geversduin Het gemeentebestuur verleende de bouwvergunning nog diezelfde dag. Omdat op geheimhouding was aangedron gen, verwonderden de bestuurders zich er wel over dat de Beverwijksche en de Alkmaarsche Courant het nieuws van de bouw van de 'schatkelder' al op 21 oktober 1939 publiceerden. De gecamoufleerde ingang van de kluis aan de Helmweg in het Geversduin. De bouw is op 1 januari begonnen en op 10 april 1940 voltooid (foto Stedelijk Museum). De dienst Publieke Werken van Amsterdam stelde een be stek op voor de aanbesteding. Het dak en de buitenmuren van de bergplaats moesten 1.50 m dik worden, het hoofd gedeelte ruim 12 x 5 x 2,50 meter. Een voorvertrek met twee stalen deuren verschafte toegang tot de bergplaats. Het geheel zou door een zandlaag van 4 meter (later tot 10 meter verhoogd) worden bedekt. De Amsterdamse Aanne mingsmaatschappij 'De Kondor' was de laagste inschrij ver en voor een bedrag van ƒ20.810,- kreeg dat bedrijf het werk. Op nieuwjaarsdag 1940 werd het beton voor de Castri- cumse bergplaats gestort en in maart 1940 vond de op levering plaats. De kluis werd gecamoufleerd, zodat hij vanuit de lucht niet zichtbaar zou zijn. Er werden tientallen uitschuifbare rekken gemonteerd om de schilderijen aan op te hangen. De inventarisatie was daardoor eenvoudig en de toestand van de schilderijen kon voortdurend worden gecontroleerd. Een luchtbehan delinginstallatie waarborgde de juiste temperatuur en het vochtgehalte.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2008 | | pagina 22