De heer Van Deelen tijdens een van zijn lezingen. Een hoogtepunt in zijn leven was in 1959 de toekenning van de zil veren eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, voor zijn werk bij Duin en Bosch, maar vooral ook voor zijn belangeloze inzet bij verschillende maatschappelijke instellingen. Momenten van niets doen waren Derk onbekend. Na zijn pensio nering in 1960, na een 41-jarig dienstverband bij Duin en Bosch, kon hij nog meer tijd besteden aan zijn twee grote hobby's, natuur en geschiedenis. Hij hield zich graag bezig met het bestuderen van oude geschriften in de gemeentelijke en kerkelijke archieven en met het doorgronden van het verleden. Hij schreef artikelen voor het tijdschrift 'de Speelwagen', bijvoorbeeld over de schelpenvisserij. In de plaatselijke krant verschenen stukjes over diverse onderwer pen. Hij gaf ook lezingen met vertoning van dia's. Hij was correspondent voor de 'Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek'. Een correspondentschap hield in dat archeolo gische waarnemingen werden beschreven en doorgegeven. Met bewoningssporen uit de steentijd was hij opgegroeid en hij bleef altijd speuren naar vuurstenen voorwerpen. Hij vond in to taal zeven voorwerpjes, een primitief pijlpuntje, een klein drietan- dig zaagje en vijf huidenkrabbers, maar tot zijn spijt waren deze vondsten onvoldoende om te kunnen spreken van bewoning uit de steentijd in onze streek. Molendijk In het voorjaar van 1950 vond hij samen met zijn zoon Hans, bij graafwerk in de duinen bij 'De Brabantse Landbouw' scherven van aardewerk van ver voor de jaartelling en uit de 9e, 10e en 12e eeuw en ook ploegsporen uit de middeleeuwen. Deze sporen van de vroegste bewoners van het duingebied, waren toch wel heel bijzon der en Van Deelen was er dan ook geweldig blij mee. Hij was een van de eerste leden van de vereniging voor amateurarcheologen, de Archeologische Werkgemeenschap Nederland. Aan het tijdschrift Westerheem, dat vanaf februari 1952 eerst in gestencilde vorm werd uitgegeven, leverde hij meerdere bijdragen. Toen in 1966 met de grondwerkzaamheden, nodig voor de woning bouw in het bouwplan Molendijk-Zuid, aan de Cieweg werd be gonnen, kwamen er op verschillende plaatsen enorme hoeveelheden potscherven uit de eerste en tweede eeuw voor de dag. Samen met 64 De heer en mevrouw Van Deelen ontdekken de eerste bewoningsspo ren in Molendijk-Zuid. zijn vrouw, die hem vaak hielp, probeerde hij zoveel mogelijk te redden. Het aardewerk bestond uit scherven van inheemse makelei in allerlei afmetingen en vormen. Thuis waste hij de scherven en probeerde passende scherven bij elkaar te voegen. Soms lukt het hem uit een berg scherven een bijna complete kom of pot samen te stellen. De schuur achter huize De Bunt raakte intussen voller en voller. Werkgroep Oud-Castricum De resultaten van de naspeuringen van Van Deelen op historisch gebied en zijn vele archeologische vondsten maakten duidelijk dat met meer mankracht nog meer bereikt zou kunnen worden. Eenmaal zou hij de fakkel toch moeten overgeven en nu zou hij zijn kennis nog aan meer mensen kunnen overdragen. Van Deelen was bereid om zich daarvoor in te zetten en daardoor werd het mogelijk de Werkgroep Oud-Castricum op te richten. Op 16 mei 1967 kwam een aantal Castricummers in het oude raad huis van Castricum voor het eerst bij elkaar. Van Deelen installeerde de werkgroep, waarbij hij de wens uitsprak dat in Castricum ooit nog eens een oudheidkamer of een klein museum zou worden op gericht. Voor dat doel stelde hij graag al zijn bodemvondsten aan de werkgroep ter beschikking. Aan verschillende archeologische verkenningen, tentoonstellingen en lezingen van de werkgroep heeft Van Deelen volop meegewerkt. Uit de eerste zin van een brochure voor een tentoonstelling blijken de warme gevoelens die hij voor het dorp koesterde: "Van welke kant we Castricum ook benaderen, het moet ons steeds opvallen op

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2007 | | pagina 64