De samenwerking met het Adviesbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten werd om financiële redenen verbroken en de voorbereiding van een uitbreidingsplan moest opnieuw worden opgestart. De technische subcommissie voor gemeentelijke uitbrei dingsplannen werd in maart 1927 om advies gevraagd over de toe komst van Castricum en Bakkum: "Teneinde geen overbodig werk te verrichten, zouden wij het op prijs stellen, indien Uwe Commissie ons zoudt willen inlichten omtrent de algemeene lijnen welke in acht zijn te nemen in verband met de gewestelijke uitbreiding. De reactie van de provinciale commissie volgde op 25 november 1927. Men achtte Castricum zeker van betekenis als tuinbouwdorp. echter voorzien werd een krachtige ontw ikkeling van de gemeente als woonplaats voor forensen. Men adviseerde villabouw tussen het station en de duinen, kleine middenstandsbouw ten oosten van het station en richting Oosterbuurt werd gedacht aan arbeiderswonin gen. "Vooral zij, die op dagelijksch vervoer per spoor aangewezen zijn, zullen hun woning op niet te grooten afstand van het station willen zoeken. Er moest een weg komen over de Zanderij, tussen de Beverwijker straatweg en de Vinkebaan. die aan de duinzijde onbebouwd moest blijven. Verder werd gedacht aan een aftakking van de Rijksstraatweg tussen de Beverwijkerstraatweg en de oude Alkmaarderstraatweg. 700 a 800 meter ten noorden van de rooms-katholieke kerk, met een viaduct over de spoorlijn. De commissie waarschuwde tegen te grote verwachtingen van de ontwikkeling van een badplaats Castricum aan Zee. Het werd als een typische volksbadplaats voor dagjesmensen uit de Zaanstreek beschouwd en de commissie zag dan ook geen aanleiding om het ontstaan van een woonwijk aan zee te bevorderen. Tenslotte werd geadviseerd een bekwaam deskundige aan te trekken voor het ma ken van het uitbreidingsplan. Onderzoek van De Casseres Op voorstel van burgemeester Lommen werd Joël Meijer de Casseres uit Beverwijk in maart 1928 door de gemeente Castricum aangesteld als gemeentearchitect, met de opdracht een uitbreidings plan te ontwerpen op basis van de globale richtlijnen van de pro vincie. Overeengekomen werd een honorarium van 4000,- uit te betalen als het plan goedgekeurd was. Deze overeenkomst zou hem nog bezuren. De Casseres begon met een verkenning naar de bestaande toestand in de gemeente, wat toen een nieuw element was in de stedenbouw. In die verkenning constateerde hij dat de bouw hier nog al wat te wensen overliet. Hij vond Castricum een typisch voorbeeld van een plaats waar de economische nadelen verbonden aan lintbebouwing te constateren zijn. Hij sprak van een gemis aan 'schoonheidsbe- wustzijn' op het gebied van bouwen. De eerste stedenbouwkundige Joël Meijer de Casseres (1902-1990) werd in 1928 door de gemeente Castricum aangetrokken als stedenbouwkundig adviseur. In 1928 zette hij zich aan een studie ter voorberei ding op een uitbreidingsplan voor Castricum. Voorafgegaan door enkele deelplannen werd in 1936 een plan voor Castricum en Bakkum vastgesteld. De Casseres wordt de aartsvader van de Nederlandse pla nologie genoemd. Hij werd geboren in Beverwijk waar zijn ouders een meubelzaak hadden in de Breestraat. Hij volg de een opleiding aan de Hoge School voor Bouwkunst en Sierende Kunsten te Haarlem. In 1926 vestigde hij zijn naam Castricum aan Zee met badhotel Armeria van J.W. Kockx. De provincie verleende in 1930 aan M.J. Biesterbos het recht van erfpacht voor 25 jaar voor de bouw van een moderne garage en een fietsenstalling voor 40 auto 's en 1500fietsen. In 1931 volgde er nog een tweede stalling voor 1000fietsen. 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2007 | | pagina 6