rkeer
£ee
cum
latste
aarin
het
ept.
)or het
Strand
aarlem-
ng
aris van
weg, het
eente als
rgelaten.
ir lintbe-
vas geen
>seph' er
emeente
lelijk het
maximaal haalbare. Toch werd er al behoorlijk gebouwd in de ge
meente. In 1923 werden 47 bouwvergunningen verleend en in 1924
liep het aantal op naar 57.
Castricum was natuurlijk nog wel een klein dorp, zoals blijkt uit
een discussie in de gemeenteraad in oktober 1923 over een voorstel
voor enkele nieuwe straatlantaarns.
"De heer Spaansen is van oordeel dat de verlichting bij lichte maan
en gedurende de maanden mei tot en met september in de Oosterbuurt
en Noordeinde enz. niet nodig is, omdat het vroeger ook niet plaats
had. Hij vindt het een raar gezicht straatverlichting bij maanlicht.
De heer Schipper bestrijdt de mening van de heer Spaansen; men
moet niet vergeten dat het telkens stil zetten en tussentijds opwinden
der uurwerken ook kosten voor de gemeente veroorzaken; boven
dien is het niet zo 'n raar gezicht, als bij maanlicht de verlichting is
ontstoken, want het kan stikdonker zijn en goed nagegaan zal men
voorat in de wintermaanden weinig avonden hebben dat het maan
licht werkelijk de wegen verlicht.
Uiteindelijk stemde de raad toch met het voorstel in. Er zou wel een
lantaarn extra worden geplaatst bij de woning van de verloskundige
in de Burgemeester Mooijstraat, welke lantaarn het gehele jaar ge
durende de gehele nacht zou branden. Voor deze uitbreiding stelde
de raad een extra krediet van 100,- beschikbaar.
Tempo
Het Technisch Adviesbureau van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten kreeg in 1925 opdracht om een uitbreidingsplan en
een rioleringsplan te maken. Een plan voor verbetering van de weg
Castricum-Bergen, voor de Mient en voor de Bakkummerweg is in
hetzelfde jaar in voorbereiding genomen.
In 1925 werd het laatste stuk van de 'verharden strand- of schelp-
weg', later Zeeweg genoemd, door burgemeester Lommen ge
opend. Het eerste deel tussen de Heereweg en het kampeerterrein/
Commissarishuis had de provincie al in 1922 aangelegd. De burge
meester memoreerde bij de opening nog wel even, dat de gemeen
teraad het benodigde geld niet eerder beschikbaar had willen stellen
- pas in mei 1924 was de raad daartoe bereid - waardoor de aanleg
in twee etappes moest gebeuren.
M.J. Biesterbos, overgrootvader van de huidige exploitant van het
parkeerterrein, was er als de kippen bij om in Castricum aan Zee
een rijwielstalling te bouwen en een parkeerterrein voor 80 auto's
aan te leggen. In 1925 verscheen op de laatste duinenrij het houten
strandpaviljoen 'Armeria' van J.W. Kockx. dat in 1930 vervangen
werd door een fraai badhotel.
Het verkeer van en naar het strand moest nog wel door Castricum
en Bakkum; de provinciale weg tussen Uitgeest en Limmen en tus
sen Limmen en Bakkum zou pas ver in de dertiger jaren worden
aangelegd.
Raadslid Schipper concludeert eind 1925, dat Castricum zich in een
opgaande lijn beweegt. Hij gelooft zeker dat dit voor een goed deel
te danken is aan de manier, waarop burgemeester en wethouders de
gemeente beheren. "Castricum beweegt zich in een tempo 20, 30
maal zo vlug als dit vroeger geschiedde.
Bij de installatie van de nieuwe gemeenteraad op 6 september 1927
hield de burgemeester een bezielende toespraak: "Castricum, tot
voor luttele jaren het rustige plaatsje zonder verlangens en bijna
zonder behoeften, thans prat op zijn vooruitgang en ontwikkeling,
veeleischend om een schoone plaats te gaan innemen in de rij ha-
rer zustergemeenten. Castricum, vol veranderingen, strevende naar
hooger, naar groei en bloei.
Van de opening in 1925 van het laatste deel van de Zeeweg tot aan het strand werd een groot feest gemaakt. Op de voorgrond met hoed in de
hand burgemeester Lommen en rechts oud-burgemeester Mooij.
5