as
At
Je moest wel betalen natuurlijk maar heel weinig. Ze moes
ten twee keer per dag stempelen op het gemeentehuis en
dan kreeg je je steun van Maatschappelijk Hulpbetoon. Die
wisten in wezen wie hulp nodig hadden Ik kan me herin
neren dat in 1937, iemand van die organisatie bij ons aan
kwam. We zaten in de keuken om de tafel. Moeder sneed het
brood en ieder kreeg twee sneden. Het brood werd gewoon
verdeeld. Zij sneed het brood gewoon op de borst Dat mens
dat komt binnen en zegt dat ze even komt kijken. Ze loopt zo
door naar de slaapkamer. Ik denk dat het op een maandag
is geweest lakens lagen nog op zo 'n kasje. Het waren juist
de goeie lakens. Er was niks stuk hoor, zo arm als ze waren.
We hadden nooit kapotte kleren aan naar school. We hadden
wel broeken waar een stuk ingezet was, maar het was nooit
stuk. Dat was met het beddengoed precies hetzelfde. Ze keek
naar de lakens en in de linnenkast. Ze deed de kast dicht en
ging weg. Dat was het. Ik kan me niet herinneren dat mijn
ouders ooit iets van Maatschappelijk Hulpbetoon hebben
Moeder Cornelia M Zonneveld-Bakker, geb. 17 maart
1892, overleden 18 oktober 1971.
gehad. Het was zelfs zo met aannemen ik zal toen een jaar
of negen geweest zijn, er helemaal geen geld was voor een
pakkie. Toen mocht ik van het kerkbestuur een pakkie halen
bij Jaap Twisk op de Dorpsstraat. Toen had ik een soort
plus four. Normaal hoort zo broek op je enkels te zitten. De
mijne kwam niet hoger als me knieën.
In 1945 werd het Maatschappelijk Hulpbetoon effe anders.
Toen kwamen er andere mensen. Joop Zentveld kwam ertus
sen. Die kwam overal. Als er iemand dekens nodig had dan
zorgde hij er wel voor. Ook zij van Bertus Stuifbergen, die
kruidenier van Bakkum. Dat was allemaal in de naperiode
maar toen hadden deze mensen niets meer nodig. De jon
gens waren allemaal groot. Toen ze klein waren toen was
het er niet. In 60 kwam zij van Klaas Beentjes vragen of
mijn vader soms een paar baaien hemden moest hebben.
Toen zei ik tegen haar dat had je 20 jaar terug moeten vra
gen. Het enige waar je die man nog een plezier mee kan
doen dat is een bonkertje. De zijne is al 30/40jaar oud. Ze
kwam later terug en toen heb ik met mijn vader bij Alleman
een nieuw bonkertje mogen halen. "Vooral die dingen die
je toen gemist heb, heb je nauw dat bonkertje. Hij heb er
niet zo gek veel plezier van gehad, maar goed hij heb dan
toch dat bonkertje gehad. Dat was het Maatschappelijke
Hulpbetoon zoals ik het gekend heb.
Extra ondersteuning
In de crisisperiode stelde het gemeentebestuur via een Gemeentelijk
Crisiseomité met als voorzitter wethouder P. de Vries en als secretaris
W.J. Driessen bescheiden bedragen beschikbaar voor extra steun aan
werklozen, welke extra steun overigens moest worden aangevraagd.
Uit bewaard gebleven formulieren hieromtrent blijkt dat in 1933 door
49 en in 1934 door 91 Castricumse gezinnen een beroep op deze extra
ondersteuning werd gedaan. Op het formulier stond duidelijk aange
geven dat het ging om ondersteuning in natura, tot een bedrag van
maximaal 3 a 4 gulden per aanvraag. Men komt een bonte en ietwat
wrange reeks van aanvragen tegen: een werkbroek, een werkjas, een
jas voor de 15-jarige Wouter, een hemd en een borstrok, een stuk ka
toen voor lakens en slopen, een deken, werkschoenen, kindergoed.
Een der aanvragers vult in dat hij het liefst geld wil: Vier gulden,
daar ik zelf we! van alles kan gebruiken, maar ik zou dit bedrag liever
besteden aan mijn vrouw, die er veel nodiger om verlegen zit, zij kan
doodgewoon de weg niet meer op.
De situatie van vooral de kleine boeren en tuinders werd zo nijpend,
dat er in 1932 een aparte commissie werd opgericht, belast met ex
tra ondersteuning van de noodlijdende tuinders. In 1933 was door
de gemeente voor deze extra ondersteuning 1000 gulden beschik
baar gesteld en in 1934 was dat 2000 gulden.
Deze ondersteuningsregeling voor tuinders en zijn uitvoering leidde
tot politieke beroering in de Castricumse gemeenteraad.
De affaire P. de YVildt
Piet de Wildt, destijds secretaris van de r.-k. fractie in de Castricumse
gemeenteraad, stelde de gang van zaken met betrekking tot de on
dersteuning aan de tuinders, zoals besproken in de raadsvergadering
van 16 oktober 1935, in de Castricummer Courant van vrijdag 1 no
vember 1935 in een uitvoerig artikel aan de orde. Het voornaamste
punt van kritiek van De Wildt was dat de door het gemeentebestuur
in 1934 slechts 2000 gulden beschikbaar was gesteld, terwijl door
Gedeputeerde Staten een bedrag van minstens 4000 gulden was ge
adviseerd. Naar aanleiding hiervan had De Wildt in de raadsverga
dering bij een betoog van de burgemeester, die volgens zijn zeggen
altijd alles voor de tuinders had gedaan en de nood goed kende, de
cijfers naar voren gebracht en uitgeroepen: "Is dat de nood goed
kennen en daar naar te handelen
De Castricummer Courant onderzocht de gang van zaken met be
trekking tot de steun aan de tuinders uitvoerig. Het resultaat van
dit onderzoek werd gepubliceerd, met als voornaamste conclusie
dat in een 20-tal gemeenten met een nog intensievere tuinderij dan
in Castricum, de tuindersteun niet anders of beter was geregeld. In
deze gemeenten kregen de tuinders zelfs niets uit de gemeentekas,
maar alleen rijkssteun via het Crisiscomité.
Herstel
Dat het na 1936 met de economie langzaam beter ging en de werk
loosheid afnam, had onder meer te maken met de devaluatie van
de gulden, welke maatregel door Nederland als een van de laatste
Europese landen werd genomen. Allerlei werkverschaffingsprojec
ten, waaraan een werkloze kon worden verplicht deel te nemen op
straffe van verlies van uitkering, kregen nu de hoogste voorrang.
In de verschillende werkverschaffingen in Castricum bedroeg het
aantal manweken in 1938 nog 1642. Er stonden gemiddeld 102
werklozen bij het plaatselijk agentschap der arbeidsbemiddeling
ingeschreven. In 2415 gevallen werd steun verleend tot een totaal
bedrag van ruim 22.000,-.
Het aantal zorggevallen bedroeg 100 in februari 1938 tegen 114 in
1937.
49