Het nieuwe, in 1912 gereedgekomen 'Burgerlijk Armenhuis', zoals op het bord naast de
ingang staat te lezen, thans appartementengebouw op de hoek Overtoom-Schoolstraat. Op
het bord staan ook de beperkte bezoekuren.
Voor het huis de eerste bewoners, v.l.n.r.: Guurtje Ooms, Trijntje Ooms, Maartje Knaap,
Tennis Baars en Dirk Stuifbergen. Geheel rechts de eerste armenmoeder van het nieuwe
tehuis. Keetje de Winter (Ma de Winter).
Besloten wordt een stuk land,
'de Armenhalen' genaamd, niet
te verpachten. De grasveiling zal
vermoedelijk meer opbrengen.
Geen vergoeding wordt verstrekt
voor het laten plomberen van een
kies, tenzij het absoluut noodza
kelijk is voor de gezondheid van
de patiënt.
Op voorstel van mej. Vahl wordt
aan M.G., die thans 25 jaar in het
Armhuis woont (waarvan 10 jaar
in het vorige pand) 5,- gege
ven, waarvan ze de medebewo
ners kan trakteren.
Ook voor de kosten van verpleging in
het ziekenhuis en de geneeskundige
hulp wordt vaak een beroep gedaan
op het Armbestuur. In 1927 wordt
aan 31 gezinnen, totaal 120 perso
nen, vrije doktershulp toegestaan.
Verder worden regelmatig kleding,
schoenen en klompen verstrekt.
Kale Jaap voor de kennelijk weinig haar bezittende tuinder Jaap
Beentjes en dronken Heert voor de nogal diep in het glaasje kij
kende Heert Zonneveld.
Sommige bejaarde Castricummers, die bij het armenhuis hebben
gewoond, konden zich de verschillende bewoners en hun eigenaar
digheden nog goed herinneren. Zo is er het verhaal dat Kale Jaap er
een genoegen in schepte te beweren blind te zijn, hoewel bij allerlei
gelegenheden bleek dat hij wel degelijk kon zien. Zo protesteerde
hij bijvoorbeeld, als zijn nog niet leeggedronken borrelglaasje werd
weggepakt. Hij werd dan gesard met de opmerking: "Als je blind
bent Jaap. hoe weet je dan dat er nog wat in je glaasje zit?
Het Armbestuur verdeelt de armoede
Ter illustratie een paar besluiten van het bestuur uit de ja
ren twintig en dertig (notulen Burgerlijk Armbestuur 1923
- 1939):
Verzoek om ondersteuning door J.W. wordt goedgevon
den. Voorlopig 3,- per week.
Verzoek van P.B. wiens kind voor rekening van het
Armbestuur wordt verpleegd, om vervoer van het kind
per auto vergoed te krijgen, wordt afgewezen.
Verheugd wordt kennis genomen van de mededeling
van de weduwe J.V. dat zij nu hoopte zonder steun te
kunnen rondkomen.
Gesproken wordt over J.S. die op het ogenblik wat geld
heeft. Er zullen pogingen in het werk gesteld worden
om uitgaven te verhalen.
Verzoek van C.R. of hij in aanmerking kan komen voor
melk voor zijn vrouw. Wordt goedgevonden voor 4 we
ken en twee liter per dag.
Verzoek van R.S. om melk en eieren voor zijn gezin.
Wordt goedgevonden, voor zover dit nodig mocht zijn.
Ook is hem een deken verstrekt.
Inleiding tot de crisis van de dertiger jaren
De voortekenen van een grote wereldcrisis tekenden zich in onze
land al omstreeks 1920 af. De gevolgen, die de ouderen onder ons,
al was het maar uit de verhalen van vader of grootvader, zich nog
kunnen herinneren, waren ingrijpend. Door stimulerende maatre
gelen in de tuinbouw, zoals investering in kassen en grondverbete
ring, was na 1924 nog wel een licht herstel in de agrarische sector
opgetreden, maar dat was van korte duur. Een der oorzaken van de
crisis was de overproductie in de akkerbouw en veehouderij, para
doxaal genoeg door ontwikkelingen die juist een verbetering van de
productie beoogden, zoals een toename van het te betelen landop
pervlak door droogmakingen. Daarnaast ondervond vooral de agra
rische sector in toenemende mate concurrentie door de import van
buitenlandse producten, die elders goedkoper konden worden ge
produceerd en van plaatsvervangende producten, zoals margarine.
De export werd gehinderd door importbeperkende maatregelen van
buurlanden, waar eveneens een sterke stimulering van de landbouw
en veeteelt had plaatsgevonden.
Het resultaat was een prijsdaling van agrarische producten, waar
door het boerenbedrijf steeds minder lonend werd. Dit had weer
de uitstoot van arbeidskrachten en een toenemende werkloosheid
onder de landarbeiders tot gevolg.
Regelingen voor werklozen
Tegen de financiële gevolgen van werkloosheid bestond er in dc
eerste helft van de 20e eeuw weliswaar geen verplichte sociale ver
zekering, maar vanaf de eerste jaren na de eeuwwisseling bestonden
er wel mogelijkheden om zich vrijwillig tegen werkloosheid te ver
zekeren, waarvan echter vooral door de beter geschoolde arbeiders
en ambtenaren gebruik werd gemaakt.
Tot de regering was doorgedrongen dat men niet alle werklozenzorg
onder de armenzorg kon brengen.
Er ontstonden steunregelingen en er werden instanties in het le
ven geroepen voor steunuitkeringen, zoals arbeidsbureaus, waarbij
steuntrekkers zich moesten inschrijven.
46