Het Algemeen Armbestuur, later Burgerlijk Armbestuur genoemd, was feitelijk een zelfstandige instelling die ook bezittingen had in de vorm van verschillende huisjes en grond en daaruit ook inkom sten had in de vorm van huur en pacht. Om ondersteuning te kun nen krijgen moest, wat men nog aan eigendommen had, worden ingeleverd. Op die manier ontstond het bezit van het Armbestuur. Volgens kadastrale gegevens had 'de Algemene Armen' in 1870 zes woningen in bezit en vele percelen land met een totale grootte van 27,44 ha. Behalve de inkomsten uit het bezit kreeg het armbestuur een finan ciële bijdrage van het gemeentebestuur en werd ambtelijke onder steuning beschikbaar gesteld. De leden werden door de gemeente raad benoemd. Hulpverlening aan de noodlijdende was, volgens de voorzitter Gerrit Louter, de gezamenlijke doelstelling. Ook het beheer van het Armenhuis, tot 1923 Weeshuis genoemd, behoorde tot de taak van het bestuur. Tot bestuurslid en tevens notuliste werd in 1922 vroed vrouwjuffrouw Vahl aangewezen. Een nieuw armenhuis Op 18 april 1906 werd er in de vergadering van de Castricumse gemeenteraad voor het eerst gesproken over de wenselijkheid van de bouw van een nieuw armenhuis. Een maand later werden de wet houders Goes en Spaansen benoemd in een commissie die een on derzoek zou instellen naar de toestand van het bestaande armenhuis. Van een advies van deze commissie is niets aangetroffen, maar aan genomen moet worden dat het bestaande armenhuis in slechte staat verkeerde, want de beslissing valt ten gunste van nieuwbouw. In het schriftelijk overleg hierover met Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, dat in 1909 aanvangt, wordt de nieuwbouw gekop peld aan toestemming tot aankoop van de naast het armenhuis gele gen boerderij, die door Portegies op enkele tekeningen is afgebeeld en waarin een bakkerij was gevestigd. Welke rol deze bakkerij in de plannen speelde, is niet duidelijk, maar waarschijnlijk wilde men deze, evenals het bestaande bouw vallige armenhuis, daterende uit omstreeks 1862, slopen om grond vrij te krijgen voor de nieuwbouw. In 1911 volgt een begroting voor een nieuw armenhuis van het Algemeen Armbestuur. De totale uitgaven worden geschat op 11.500 gulden, met als belangrijkste post de bouwkosten a 6.400 gulden. Verder zal de bakkerij voor 3.450 gulden worden gekocht, te financieren uit een lening. Voor de aankoop van meubilair wordt een bedrag van 500 gulden opgevoerd en voor de aanleg van acety- leenverlichting 250 gulden. Aan de inkomstenkant treffen we o.a. een geldlening door de ge meente van 5.800 gulden. Aannemer Holman zal 600 gulden neer tellen voor een partij stenen die uit de sloopwerkzaamheden reste ren. Intrigerend is de inkomstenpost 'uitkering brandschade' a 2.200 gulden. Waarschijnlijk betreft dit de inmiddels afgebrande boerderij. Volgens een bijschrift op de tekening van Portegies zou deze brand in 1914 hebben plaatsgevonden, maar waarschijnlijk vond de brand in 1911 plaats. Het samenvallen van de brand van een te slopen pand met nieuwbouwplannen en het incasseren van verzekeringspennin gen is te toevallig om er niets achter te zoeken. Er circuleerden dan ook geruchten over een moedwillige brandstichting. Uit het archief aanwezig in het Castricumse gemeentehuis blijkt dat de bouwvergunning voor oprichten van een gebouw doorJ. Tromp, bouwkundige te Castricum, aan het Overtoom met als bestemming Armenhuis' op 7 april 1911 werd verleend. De bouw tekening toont een trapeziumvormig gebouw, met de gevelpartij zoals die thans nog bestaat. Op de begane grond waren gesitueerd: keuken, kamer voor de moeder, ziekenzaal, twee verblijfsruimten voor de bewoners en een ontvangstkamer. De tekening toont ook een zolderverdieping met slaapruimten en onder een gedeelte van het huis een kelder. Het nieuwe armenhuis werd op 16 mei 1912 geopend en in gebruik genomen. Na ruim 14 jaar werd besloten waterleiding te laten aan leggen. De moeder meldde dat er wormen in het putwater zaten en dat zou niet bevorderlijk zijn voor de gezondheid. In 1928 krijgt het huis ook elektriciteit. Bewoners van het nieuwe armenhuis De eerste 'moeder' van het nieuwe armenhuis was Keetje de Winter, een Castricumse, geboren in 1858. Zij wordt in 1923 opgevolgd door Anna Holt, op een wedde van 159,- per jaar, benevens vrije kost en inwoning. Als eer ste bewoners van het nieuwe ar menhuis komen we tegen Teunis Oostermeijer, Maartje Knaap, Jacob de Graaf. Maartje Gijzen, Jan Vader, Frans Baars, Teunis Baars, Guurtje Ooms, Trijntje Ooms en Dirk Stuifbergen. In een kleine gemeenschap als de Castricumse kon het niet uit blijven of de bewoners van het tehuis werden bekend onder al lerhande bijnamen, zoals Dirk de Stomme voor de doofstomme schoenmaker Dirk Stuifbergen, Het eerste Castricumse armen huis - met het dubbele puntdak - naar een tekening van Sijf Portegies. Het werd in 1911 gesloopt. In de boerderij op de achtergrond en het naastgele gen schuurtje was een bakkers bedrijf gevestigd, dat ca. 1911 door brand werd verwoest. 45

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2007 | | pagina 45