zitting nog naar voren dat het voor de gemeente van belang is bij de
voorbereiding van plannen verder te kijken dan 10 jaar en pleitte
ervoor tenminste een reservering voor de periode daarna aan te ge
ven.
Over de exacte grens wilde de provincie nog wel praten, maar de
aangegeven oostelijke uitbreiding zou de definitieve afronding van
Castricum moeten betekenen. Dit betekende een behoorlijke ver
mindering van woningbouwmogelijkheden ten opzichte van het
streekplan van 1962 en nog meer ten opzichte van de structuur
schets 1973.
Van een zuidelijke randweg, de verbinding tussen de Beverwijker
straatweg en de S16 (Uitgeest-Castricum) werd weinig effect verwacht
voor de verkeersafwikkeling in Castricum en dat gold eveneens voor
een verbinding vanuit Castricum-Oost naar de SI6. De westelijke
randweg, die nog in het streekplan van 1962 voorkwam, was van de
kaart verdwenen. In plaats van een verlenging van de Zeeweg naar de
A9 werd meer gevoeld voor een verbinding bij Heiloo. De provincie
haalde in het streekplan van 1982 definitief een streep door eventuele
groeiaspiraties en de aanleg van nieuwe hoofdwegen en de gemeen
teraad kon daar prima mee leven. Door de uitvoering van het plan
I let Strengh, bij het zwembad, op het programma te zetten werd een
verbinding van de Dokter de Jonghweg met de Beverwijkerstraatweg
ook in de toekomst onmogelijk gemaakt.
In latere jaren, werd de noodzaak van realisatie van randwegen toch
nog enkele keren op de gemeentelijke politieke agenda gezet. Tot
op de dag van vandaag zijn er stromingen die het ontbreken van
dergelijke randwegen als een onjuiste beslissing uit het verleden
beschouwen.
Kooiweg-Noord
Het plan Kooiweg-Noord, een bestemmingsplan met een omvang
van ongeveer 5 hectare en ruimte voor circa 275 woningen, stond
als het volgende te ontwikkelen plan op het programma. Het werd
begrensd door de Brakersweg, Bizetstraat en Soomerwegh. In het
streekplan van 1962 was vrijwel het hele gebied ten noorden van de
Brakersweg als woongebied aangeduid, maar de gemeenteraad had
in het kader van de structuurschets besloten dit gebied grotendeels
te sparen.
In juni 1975 werd het definitieve plan vastgesteld. Natuurlijk waren
er de nodige obstakels. Diverse belanghebbenden hadden bezwaar
aangetekend tegen de ontwikkeling van het plan en zoals dit voor
Castricum usance werd, gingen bezwaarmakers tot in hoogste in
stantie in beroep. Eind 1980 werden de bezwaren eindelijk niet ont
vankelijk verklaard en werd het bestemmingsplan onherroepelijk.
Hoofddoel was het zoveel mogelijk realiseren van betaalbare wonin
gen voor de eigen inwoners, in de huursector en de goedkope koop
sector. Het college liet onderzoeken op welke w ijze en in welke ver
houding een positief financieel resultaat kon worden bereikt. Om een
plan financieel haalbaar te maken, moesten er ook duurdere koopwo
ningen worden gerealiseerd, als drager voor de tekorten voortkomend
uit de sociale bouw. De gemeenteraad wenste maximale inspraak van
de toekomstige bewoners bij de uitwerking van het plan.
In april 1979 werd de inspraakprocedure gestart en zaten ruim 400
woningzoekenden in de aula van het Bonhoeffercollege in spanning
af te wachten wat ging komen. De inspraak werd begeleid door het
Amsterdamse bureau Cebeon, centrum voor beleidsadvisering van
Hedy d'Ancona en Maurice de Hond.
De insprekers konden kiezen uit modellen voor het karakter dat hun
woonomgeving en woningen zou kunnen krijgen. Een vijftal in
spraakrondes werden gepland om tot een eindresultaat te komen. Er
ontstonden programma's van eisen voor een drietal buurten. Iedere
buurt kreeg zijn eigen kenmerken. De woningen in de drie buurten
werden door drie verschillende architectenbureaus ontworpen.
De grondverwerving leverde nog even een probleem op. Het bouw
bedrijf Jac. De Nijs had een aanzienlijk grondbezit (ca. 1,6 hectare)
en was niet van plan dit grondbezit te verkopen aan de gemeente
zonder de garantie te krijgen voor een toekomstig bouwcontingent
en dan met name in de koopsector. Nu de gemeente maximale aan
tallen woningen in de sociale sector wenste, verzette het bouw
bedrijf zich met alle macht. Het was dan ook voor het eerst in de
Castricumse geschiedenis dat de raad een besluit tot onteigening
van de grond (1981) vaststelde en ook van plan was de procedure
tot het einde tot volgen.
Gelukkig voor de Castricumse woningzoekenden werd een compro
mis bereikt, waardoor alsnog de grond via een minnelijke schikking
(1982) eigendom werd van de gemeente. De publieke opinie was er
mede debet aan dat het niet op een confrontatie was uitgelopen.
Bestemmingsplan dorpskom
In dezelfde periode vond de discussie plaats over de nota Dorpskom.
Na een uitgebreide inspraakprocedure, 17 gespreksgroepen en 200
deelnemers, werd eind oktober 1976 een eindrapport opgesteld.
De raad moest zich definitief uitspreken over de uitgangspunten voor
een nieuw vast te stellen bestemmingsplan Dorpskom. Raadsbreed
was men het erover eens dat het karakter van het dorp moest worden
behouden, maar dat was ook het enige. Grote meningsverschillen
bestonden bijvoorbeeld over het omzetten van vrijkomende be
drijfsruimten en woningen in winkels, het wel of niet uitbreiden van
de parkeergelegenheid achter de Rabobank etc.
Ook het doorgaande verkeer leverde de nodige meningsverschillen
op, al was er wel een meerderheid voor handhaving van de functie
van de weg. De doortrekking van de Dokter de Jonghweg naar de
Beverwijkerstraatweg werd verworpen en besloten werd dat ook
definitief onmogelijk te maken door de realisering van het woning
bouwplan Het Strengh.
Uiteindelijk schaarde de raad zich achter het collegevoorstel over
de uitgangspunten voor een nieuw bestemmingsplan, waarin veel
aandacht werd besteed aan het behoud van de karakteristieke waar
den. De Dorpsstraat zelf is heringericht met bredere trottoirs, meer
groen en een versmalde rijbaan. Het doorgaand verkeer wordt ver
deeld over de Ruiterweg en de Dorpsstraat. Vooral omdat fietsers in
de Dorpsstraat nog al eens in de verdrukking komen, staat al enige
jaren weer een nieuwe discussie op het programma.