Ze verzorgden de paarden erg goed. Er werd veeI gepoetst. Bij in spectie van de Obergefreiter werd er een hand met een witte hand schoen over het paard gestreken: een klein beetje vuil erop: "nicht gut"! Eigenlijk heb ik er geen negatieve herinneringen aan, er gebeurde natuurlijk wel eens wat, een enkel incident: er kwam een keer een spionageduif aan een parachute naar beneden en die kwam prompt in een sloot terecht en verdronk. Het verhaal ging dat het wel een spion was geweest. Op een moment werd alles wat de Duitsers aan materieel hadden wit geschilderd. Ze vertrokken naar Rusland. In die oorlogsperiode raakten we af en toe een koe kwijt, die inge leverd moest worden. En we hadden voor het land een scheurplicht. Met een ploeg met 3 paarden ervoor legden we met vader de gras mat in één keer op de kop. Tarwe en rogge teelden we, waarvan we het grootste deel moesten inleveren en een klein deel zelf konden houden. Het was van prima kwaliteit. Melkhaalders kwamen ook langs, soms was dat wel heel belastend, het waren er zo veel, alsof de kerk uitkwam. We hadden hier ook veel boeren: 4 Twisken, Borst, De Zeeuw, De Ruijter, Beentjes en 2 Duijnen. Later moest de melk naar de fabriek en mocht je niets achter houden We hadden geen gas, geen kolen en geen oliewe stookten een vuurtje in de schuur. Nou ja het ging allemaal wel. In die tijd hadden we ook enkele biggen of varkens, die opgefokt werden tot 80 a 90 kilo. Mijn oudste broer Piet kon slachten en kwam van Bunnik waar hij woonde en werkte. Piet verhuisde met zijn gezin naar Bakkum, want in Bunnik vlak bij het spoor was het te gevaarlijk door de vele beschietingen. Meestal in het najaar deed hij dan met de slager de huisslachting en werd het vlees in de pekel gezet. Toen mijn vader stopte, heb ik een tijdje met mijn oudere broer Jaap, geboren in 1918, hier geboerd, maar hij ging later naar de Noordoost polder, als pionier. Gerard, mijn jongste broer, nam de boerderij over van de ooms Willem en Jan Duijn aan de Heereweg, tegenover het tankstation. In 1977 werd bij de Grondkamer te Haarlem een pachtovereenkomst vastgelegd, die per 1 januari 1978 inging en die meer duidelijkheid gaf in gemaakte mondelinge afspraken. De verpachter was Jacobus P.M. Kraakman die aan de Duinweg woonde te Bakkum en de pach ters waren Johannes Duijn en Gerardus Duijn. Gerard woonde toen aan de Bleumerweg 13. In 1980 volgde na het overlijden van Jacobus P.M. Kraakman ver koop van de boerderij, als gevolg van zijn uiterste wilsbeschikking namens de 34 nabestaanden, aan Johannes Duijn, gehuwd met Margaretha Maria Gijzen. De boerderij 'Jacobs Hoeve' bestond toen uit erf, tuin, weiland aan de Beumerweg nr. 49, kadastraal sectie A, nr. 1049, groot 7240 m2 en een gedeelte weiland 'de Voorste Kroft', groot 6 hectare, 60 are, 12 centiare, zijnde een gedeelte van sectie A, nr. 1050. In 1982 werd door Johannes Duijn een perceel weiland gekocht van Andries Roelof van Loo, transportondernemer, genaamd 'De Tien Morgen', gelegen in de Groot-Limmerpolder aan de Provinciale Zeeweg te Limmen, sectie C, nr. 1662, groot 7 hectare en 36 are. Dit weiland was al geruime tijd in gebruik bij deze behoorlijk grote veehouderij. Ook tijdens de uitgevoerde verkaveling werden perce len grond geruild. Joh Duijn vertelt verder: "Maar ik heb ook nog land verkocht, onder meer aan Matthijs de Nijs, om daarmede mijn financiële plaatje sluitend te krijgen. Want ik ben begonnen eigenlijk zonder eigen geld en je had geen arm slag. En het was een groeiend bedrijf dat van 20 naar meer dan 30 melk koeien groeide in de jaren zestig. Die groei was normaal in die tijd na de Tweede Wereldoorlog. In die tijd zette de mechanisering ook door, de eerste trekker was een openbaring, die kon alles! Daar had ik we! hulp bij, een jonge bink, zo van school af, want al leen ging dat niet. Later ben ik minder gaan melken naar zo 'n 10 tot 12 melkkoeien. Dat kon ik in mijn eentje gemakkelijk doen en heb er veel plezier in gehad tot mijn zeventigste jaar zo ongeveer. Daarnaast ben ik een dertig jaar Kerkvee-beheerder geweest, waar aan tientallen boeren meewerkten. Lammeren en ook pinken werden aangewezen voor de R.K. kerk in Castricum: de dieren bleven bij de boer op stal staan en bij verkoop ging de opbrengst naar de kerk. Klaas Veldt van de Brakersweg was ermee gestart en droeg het later aan mij over. Dat werkte heel goed, maar dat werd later wel puur minder... Mijn vrouw Margaretha Gijzen, geboren in 1926 kwam hier na het huwelijk op de boerderij wonen. We hebben 52 heel goede jaren gehad. In augustus 2004 is zij overleden en dat is heel ingrijpend. Nu gaat het wel weer wat. Maar je blijft alleen. De stal en schuur staan leeg, maar af en toe heb ik nog wel een paar schapen, want ja, je kunt het toch niet laten. Hoogeweg 12 Gerrit Arendszoon Apeldoorn, veehouder in Egmond-Binnen, had vele percelen weiland en bouwland gelegen in Noord-Bakkum in bezit. In 1832 was hiervan de totale grootte ruim 35 hectare. Zijn voorvaderen hadden een aantal generaties in Noord-Bakkum ge woond en Gerrit had dit door vererving en koop in bezit gekregen. Tot deze bezittin gen hoorde een groot per ceel weiland gelegen tussen Heereweg en Hoogeweg, aan de noordzijde begrensd door de gemeente Egmond- Binnen, bekend op de ka dastrale kaart als nr. 2 in de sectie A en met een grootte van 77.850 m2. Gerrit Apeldoorn heeft zes ge trouwde zoons; hij verkoopt op 12 januari 1860 onder hands een deel van zijn bezit in Noord-Bakkum, waaronder De situatie in 1873 (boven). De ligging aan de Hoogeweg (onder). perceel A2 aan zijn jongste zoon Jacobus Apeldoorn, dan kastelein en landman, wonende te Egmond-Binnen en gehuwd met Catharina 37

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2006 | | pagina 40