De huidige boerderij aan de noordzijde. het eigendom over op zijn zoon Johan Jac. Kraakman, kandidaat in de rechten en in 1946 op zijn oomzegger Jacobus P.M. Kraakman, die bij velen van ons nog bekend is en vele jaren woonde op villa 'De Doomduyn' op Noord-Bakkum, alwaar hij op 23 oktober 1977 kin derloos is overleden (over Kraakman zie 25e jaarboek, blz. 58-63). De boerderij bleef na de verkoop bewoond door de weduwe Wilhelmina Twisk-Kuijs met haar zoons. Na haar overlijden in 1898 woont hier nog zoon Gerrit Twisk, die gehuwd is met Antje van Velzen en al kort daarna in 1900 overlijdt. Vanaf 14 mei 1914 is Reinier Duijn (1884-1978), gehuwd met Jansje Bakker, de pachter van de boerderij en de daarbij horende weilanden. Op 15 april 1930 brandden de stallen naast de boerderij af, waar bij 17 koeien en 2 paarden omkwamen; hierna werd door de familie Kraakman besloten om de restanten te slopen en een nieuwe boerderij te laten bouwen, waarvan de kosten begroot waren op 13.725 gulden. Op 22 september 1930 werd hiervoor door de gemeente Castricum een vergunning afgegeven. Vervolgens werd de huidige, grote stolp boerderij, een langhuisstolp (14 x 18 m) gebouwd, kadastraal om schreven als sectie A, nr. 1049, groot 7240 nr. De boerderij wordt 'Jacobs Hoeve' genoemd, naar we mogen aannemen naar Jacobus P. Kraakman, die de vele bezittingen in 1882 in zijn bezit kreeg. Ook bij deze boerderij bestond de watervoorziening nog uit regen water dat opgevangen werd en naar het aanrecht werd gepompt en bronwater voor het vee uit een 2-tal wellen, die 3 tot 4 meter diep zaten. (Die zijn nog steeds aanwezig.) In 1947 werd de boerderij aangesloten op de waterleiding. In 1952 kwam de zoon van Reinier Duijn, Johannes (Joh) Duijn, op de boerderij en oefende er een melkveehouderij uit. Joh Duijn is geboren in 1921 en sinds 2004 weduwnaar van Margaretha M. (Gré) Gijzen. Joh Duijn vertelt: "Toen mijn vader nog boerde op de boerderij hadden we zo'n 30 melkkoeien die nog met de hand gemolken werden. Mijn vader was daar heel erg snel in, hij deed dat ook al van jongs af aan. Vader had een knecht en een dienstmeid, die ook melkte. Wij jongens. Piet, Jaap, Gerard en ik, hielpen met melken, maar door de week alleen 's avonds, want wij moesten overdag naar school. Om zeven uur gingen we lopend naar dorp, brood mee, eerst naar de kerk aan de Dorpsstraat en dan naar school. En natuurlijk weer lopend terug, zo 'n 45 minuten, dat hing ervan af of we voetbalden! Ik heb wat klompen versleten, die gingen niet langer dan drie weken mee. Als we dan thuis kwamen konden we ook aan de slag. Ja, dat melken leerden we zo wel! Ik begon ermee toen ik acht jaar was, met een koetje dat makkelijk melkte. Het aantal koeien groeide langzaam tot een 30 stuks en we had den wat jong vee, soms 10 en soms wat meer; we konden er wel 16 36 De huidige boerderij aan de zuidzijde. bergen. En 2 paarden, zeker in de beginperiode toen alles met die paarden werd gedaan. Niks geen trekker of auto. Een driewielder kar met een paard ervoor werd gebruikt voor al het werk, mest rijden ook. Dat was een handig ding, klein stuurwieltje voor en 2 grote wielen achter. Een uitneembaar achterschot en je kon de bak laten kiepen. Vader gebruikte dat ding in 1930 al om duinzand aan te voeren naar de bouwplaats van de boerderij. We hadden ook nog een kapwagen om naar de stad, Alkmaar, of om mee naar de kerk te gaan. Als je naar de kerk ging in het dorp dan werd het paard uitgespannen en op stal gezet bij Baltus, tegenover de kerk, die was er speciaal voor ingericht. De wagen bleef buiten staan; soms stond het voor de kerk helemaal vol, zo 'n 7 of 8 uit Bakkum en een stuk of wat uit Heemskerk. We hadden korte tijd ook nog een hele luxe kar, met zijdeuren. Die hadden we van iemand over genomen. Wie dat was, ja dat weet ik niet meer. De melk ging in melkbussen, die aan de straat werden gezet. Ze werden twee maal per dag opgehaald en naar de melkfabriek Neerlandia in Stompetoren gebracht. In de winter werd de melk eenmaal per dag opgehaald, dat kon omdat het kouder was. Maar in februari werd het weer twee maat per dag. Ja, later gingen we me chanisch melken en kwam er een centrale opslag en een koeltank. Je kon dan je dag wat gemakkelijker indelen, je kon 20 koeien alleen melken en de melk werd eenmaal per drie dagen opgehaald. De oorlogstijd ging hier natuurlijk ook niet ongemerkt voorbij. We hebben een jaar lang paarden van de Duitsers in huis gehad. Er zaten veel militairen hier in de buurt, die verbleven in 'de Witte KolonieWe keken toe hoe ze bijvoorbeeld in het land oefenden met een stuk geschut met 6 paarden ervoor. Mooi tuig dat ze hadden! Het echtpaar Joh Duijn en Margaretha Gijzen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2006 | | pagina 39