Het gezin Hoberg achter hun woning in de Pernéstraat. V.l.n.r.
Hen(nie), vader Johannes, Jan, Ans, moeder Hoberg-Kuilboer en
de jongste zoon Dirk in het begin van de oorlog. Twee dochters
Lenie en Atie staan niet op de foto.
Jan en zijn een jaar oudere broer Hennie Hoberg schoven in 1934 aan
op de R.-K. Jongensschool Sint-Augustinus aan de Dorpsstraat. Vader
Hoberg was niet katholiek (Evangelisch Luthers) en zijn vrouw Alida
Kuilboer wel. Ze hadden bij hun huwelijk moeten beloven kinderen een
katholieke opvoeding te geven en daar hielden zij zich trouw aan; vader
Hoberg was daar misschien nog wel nauwgezetter in dan zijn vrouw.
Na de lagere school bezochten beide jongens een R.-K. Muloschool in
Alkmaar, waar ze vervolgens ook lid werden van de padvinderij.
Verkennersgroep 'Don Bosco'
In 1938 werd in Alkmaar de R.-K. Verkennersgroep 'Don Bosco'
opgericht. In oktober 1938 kwam Herman Wagenaar, die een
belangrijke rol zou spelen in de verkennerij, met groot verlof uit
militaire dienst. Samen met zijn broer. Emile Wagenaar, zorgden zij
voor de eerste aanwas van de groep. Volgens een verslag van een van
de bijeenkomsten heeft Herman Wagenaar op 5 november 1938 aan
vader en moeder Hoberg toestemming gevraagd voor de deelname
van Hennie en Jan. Op 9 november werd de eerste troepavond
georganiseerd op het zolderkamertje van hopman Herman aan de
Stationsweg in Alkmaar. Op 22 februari 1939 kwam het nieuwe
houten clubhuis aan de Zandersloot achter het huidige AZ-terrein
gereed en was het zolderkamertje niet meer nodig.
De verkenners hebben niet lang van hun nieuwe hoofdkwartier
kunnen genieten. Op 2 april 1941 verboden de Duitse bezetters de
padvinderij. NSB-jongeren namen het clubgebouw van de groep
onmiddellijk in gebruik.
De verkennersgroep bleef toch doordraaien, alleen het uniform
bleef in de kast. Een troep van 24 verkenners ging ook nog op
zomerkamp. De verschillende patrouilles waren ondergebracht op
locaties onder schuilnamen als: Knor Knor, Tok Tok en Boe Boe.
In de loop van 1942 en 1943 kwam aan de meeste activiteiten een
einde, behoudens enkele geheime patrouille-bijeenkomsten. Tijdens
deze bijeenkomsten werden plannen gesmeed om het de NSB'ers en
Jeugdstormers zo lastig mogelijk te maken.
De broers Hennie en Jan Hoberg. inmiddels 18 jaar geweest, kwamen
beiden in aanmerking voor tewerkstelling in Duitsland. Hennie
volgde een opleiding tot machinist en Jan had een administratieve
baan bij het Hoge Huys in Alkmaar. 'Das ganze Hohe Haus ist eine
Oranienbande' volgens de Alkmaarse Ortskommandant, toen drie
personeelsleden gearresteerd waren wegens het doorgeven van
illegale lectuur.
Hennie en Jan hadden hun houding tegenover de bezetter niet van
een vreemde. Vader Hoberg stak zijn gevoelens bepaald niet onder
stoelen of banken. Als het NSB-blad 'Volk en Vaderland' werd
rondgebracht, stond hij al bij het hek in de voortuin om duidelijk te
maken dat de bezorgers geen poot op zijn grond mochten zetten. Ook
na de verplichte evacuatie in februari 1943, waarbij het gezin in een
woning aan de Zuideramstellaan 126H in Amsterdam terechtkwam,
liet hij zijn afkeer van het nieuwe bewind dikwijls blijken. Hij ging
zelfs in discussie met de Sicherheitspolizei, die enkele malen langs
kwam op zoek naar Hennie en Jan. Toen die met betrekking tot de
jodenvervolging naar de bijbel verwezen, vroeg hij hatelijk of er
ook bij stond dat zij daar een rol in hadden. De familie had zelf
onderduikers in huis, waaronder Sal en Flip, twee Joodse jongens
van omstreeks 16 jaar. Er werden in huize Hoberg oefeningen
gehouden waarbij de onderduikers zo snel mogelijk onder de vloer
verdwenen en anderen in hun warme bedden kropen.
De verkenners op excursie in de duinen kort voor de opheffing van de padvinderij op
12 april 1941. In het midden met de lichte overhemden Hopman Herman Wagenaar
en links van hem Jan Hoberg.
Jan Hoberg op 17-jarige leeftijd.
64