Kringvakantie van de kabouters in 1958.
Een nieuw stenen gebouw voor de Juliette Lowgroep, gerealiseerd in
1990.
vertelde ze in het voorjaar van 2005. Ze betreurde het echter dat er
altijd een tekort aan hulp was en bovendien dat er vele wisselingen
waren in de leiding. Toen ze erbij kwam in 1958, werden de groepen
gesplitst en kreeg zij, samen met leidster Wil Hensbergen, de leiding
over de 'paddestoelenkring'.
Aan talloze activiteiten met haar kabouters heeft ze dierbare
herinneringen, zoals:
De 'kringvakantie'; dat was een lang weekend in de blokhut, dat
meestal in april of mei werd gehouden. Elk weekend had een
thema en dat was vaak gebaseerd op een boek.
De Districtsdag die eenmaal per jaar plaatsvond en waar
alle groepen uit de omgeving aan meededen. Ook de Juliette
Lowgroep mocht die dag een keer organiseren en daarvoor werd
een grote speurtocht met opdrachten in Castricum uitgezet.
De jaarlijkse oliebollenactie, waar ook de padvindsters bij
betrokken waren. Dit evenement hield in dat er in de keuken
van Johanna's Hof door de moeders van de kabouters een
flinke hoeveelheid oliebollen werd gebakken. Voorafgaand
aan de verkoop ging men met intekenlijsten de straat op en de
opbrengst ging uiteraard in de clubkas.
De 'pannenkoekenfuif', waarmee elk jaar werd afgesloten.
Alle ouders werden dan uitgenodigd en nadat er 's middags
toneelstukjes waren opgevoerd, werd de dag sfeervol met een
gezamenlijke maaltijd beëindigd.
Vermeldenswaard is zeker ook dat Boukje Riethorst gedurende 15
jaar speladviseur voor de districtsleiding was.
Op 22 februari vierden de kabouters en de padvindsters jarenlang
Baden-Powelldag, ter nagedachtenis aan de geboortedag van de
grondlegger van de scouting. Die begon steevast met een opening
om 7.00 uur op het terrein bij de vlag, waar 'Hoort zegt het voort'
werd gezongen. Eén keer werd van deze locatie afgeweken en heeft
men dit gebeuren gezamenlijk met de meisjes van St. Clara op de
Brink laten plaatsvinden. Op Baden-Powelldag droegen de leden
van Juliette Low een klimopblad met drie sneeuwklokjes op het
uniform. Ze gingen ook in uniform naar school en kregen daarover
de nodige vragen van leerkrachten en leerlingen, 's Avonds was er
een maaltijd in het clubhuis om de dag af te sluiten.
Verder is er natuurlijk nog van alles te vertellen over gebruiken
die lange tijd bij de kabouters bestonden. Zo ging het er bij de
installatie vroeger zeer plechtig aan toe. Een kabouter deed dan de
belofte, waarbij twee vingers van de rechterhand omhoog werden
gestoken en de linkerhand op de paddestoel moest worden gelegd.
De belofte luidde: "Ik zal mijn best doen een echte kabouter te zijn,
iedereen te helpen waar ik kan, vooral thuis". Het was een van
de 12 'mensenkindeisen', waaraan volgens het zakboekje van de
kabouters moest worden voldaan.
De padvindsters
De kabouters die de leeftijd van 11 jaar hadden bereikt, mochten
'overvliegen' naar de padvindsters. Dat gebeurde symbolisch met
behulp van een touw. Aan de ene kant stonden de kabouters die via
het touw naar de padvindsters aan de andere kant 'vlogen'. Over 't
algemeen zagen de kabouters en de padvindsters elkaar echter niet
vaak, omdat de opkomsten van de padvindsters op zaterdag waren
en die van de kabouters op woensdagmiddag.
Om padvindster te worden moesten de meisjes opnieuw een eed
afleggen. Deze was iets uitgebreider dan bij de kabouters en de
linkerhand werd nu op de vlag gelegd. De eisen waar een padvindster
in verschillende klassen aan moest voldoen, stonden op een kaart,
waarop werd aangetekend wanneer een onderdeel werd afgerond
en wie dat had afgenomen. Voorbeelden van eisen voor een 2e
klas-padvindster waren: geschiedenis van de vlag kennen, sokken
kunnen stoppen, een spoor van een mens of dier kunnen volgen,
mitella kunnen aanleggen en stamppot kunnen bereiden.
Net als bij de kabouters spraken de padvindsters hun leidsters met
hun bijnaam aan. die vaak door creatieve afkortingen tot stand was
gekomen. Zo heetten de twee leidsters van het eerste uur, Stien van
Goudoever en Joke Sinnema, respectievelijk 'Abev' (Altijd blij en
vrolijk) en 'Aatip' (Altijd aardig tegen iedere padvindster'). Deze
twee leidsters hebben overigens samen de naam 'Juliette Low' voor
de groep voorgesteld.
Men kende in die tijd ook een wet, die omschreef wat een padvindster
allemaal moest zijn. De eerste zin was: "Een padvindster is eerlijk"
en de laatste regel luidde: "Een padvindster is rein in gedachten,
woord en daad." Achterop een uit 1959 bewaard gebleven wet
staat getypt: "Onze Wet is voor ons een staf die ons steunt. Als een
lamp die ons pad verlicht. Haar te volgen is vreugd, al valt het soms
zwaar om te doen onze Padvindersplicht.
Het klinkt bijna afgezaagd, maar ook de padvindsters van de Juliette
Low hadden veel plezier tijdens hun zomerkampen. Soms waren
dit ook lange weekenden die in de eigen blokhut plaatsvonden.
Vanuit de hut ging men dan op pad en werden er verschillende
leuke en nuttige opdrachten uitgevoerd. Marion Boot beschreef
zo'n kampdag in 1960:
"Om tien uur 's morgens begon ons kamp. Na de vlaggenparade
vertelde Abev dat ons kamp in het teken van het Veilig Verkeer
stond. Abev vertelde ook dat ons kampmotto was:"Ga zo geruisloos
mogelijk door het verkeer." Daarna gingen we tenten opzetten.
En toen koken. Per ronde kregen we andijvie, aardappels en spek.
Eindelijk waren alle vuurtjes aan. Toen het eten klaar was kregen
twee rondes ieder een leidster te eten. Toen de afivas klaar was
37