om de padvindersgedachte in praktijk te brengen. De jongens
die geschikt werden geacht om patrouilleleider te worden, waren
Nico Bettink, Ben Smit en Kees Verhoeven. Zij werden met hun
assistenten opgeleid en daar had hopman Slot zijn handen vol aan.
Hij moest namelijk het opleidingsmateriaal overal vandaan halen.
Ook bestonden er in die tijd nog geen uniformen, dus de groep liep
in een allegaartje en het was al prachtig als je iets van de 'Canadezen'
wist te bemachtigen. Met wat fantasie kon men een Bogeheimer als
padvinder herkennen; het uniform was gemaakt uit stoffen in alle
kleurnuances tussen bruin en groen en degene die een Canadese
battledress had weten te veroveren was spekkoper.
Na enige maanden werd een groot gedeelte van de troep geïnstalleerd
en na een paar jaar konden de patrouilleleiders hun leden opleiden
tot 'verkenner 2e klasse', een rang die inmiddels niet meer bestaat.
Vooral tijdens de districtwedstrijden bleek dat de jongens goed
waren opgeleid, want zij sloegen tussen oudere en dus meer ervaren
groepen een goed figuur.
Zomerkampen
In het oprichtingsjaar van Die Bogeheimers ging men direct al
op zomerkamp naar Texel. Het kamp duurde twee weken voor de
verkenners en een week voor de welpen. Dat was voor de leiding
een buitengewone onderneming. De jongens waren immers
onervaren en ook viel het niet mee om vlak na de oorlog aan
voedsel en spullen te komen. Gelukkig wisten akela Attie Slot (de
echtgenote van de hopman) en chil Loes Kieft het een en ander
buiten de distributiebonnen om te bemachtigen. Het meeste van
de kampuitrusting werd geleend, tot aan de achtpersoonstent en de
pannen toe. Voor het koken werden naast de pannen van Duin en
Bosch ook biscuitblikken gebruikt. Er werd overigens comfortabel
geslapen op de zolder van de boerderij van boer Roeper. Het vervoer
geschiedde per veewagen.
Een jaar later werd er weer op Texel gekampeerd. De kampuitrusting
was inmiddels zodanig uitgebreid dat er een patrouille in tenten kon
slapen en de rest in een hut van strobalen. Er waren nu ook meer
pannen, maar de biscuitblikken werden ook nog steeds gebruikt.
Omdat de scouts in een jaar geleerd hadden om 'vuurtafels'(zie
begrippenlijstje) te maken, trok het vuur beter en hadden ze geen
last meer van schroeiplekken op de grond.
Tijdens de kampen moest er altijd hard gewerkt worden om
het benodigde brandhout bij elkaar te krijgen. Na een dag van
houthakken, sporten, stoken en spoorzoeken had men dan ook
weinig lust tot keetschoppen en viel iedereen meestal als een blok in
slaap. Het zomerkamp bleek echter ieder jaar weer een hoogtepunt
van de activiteiten te zijn en Die Bogeheimers, die ook kampen in
Bergen aan Zee, Schoorl en Overasselt hebben meegemaakt, zien
hier met plezier op terug.
Tienjarig bestaan
Hopman Slot vertrok in 1947 naar Nijmegen. Daarna wisselde de
troep voortdurend van leiding en men zag ook vele verkenners gaan
en komen. Guus Glass was in die tijd een van de hopmannen.
Het Nieuwsblad voor Castricum schreef in zijn krant van 19
oktober 1949 over de feestelijke ingebruikneming van het nieuwe
troepenhuis van Die Bogeheimers. De openingsrede werd in
dichtvorm uitgesproken door de heer Van Keeken. Hij memoreerde
de ontzaglijke moeilijkheden die overwonnen moesten worden.
Van harte betrok hij hierin de architect Kaper, de heer Brandwijk
voor een jaar lang vakkundige bijstand en de heer Van Gulik voor
het bijeenbrengen van de benodigde gelden. Tot slot vermeldde de
krant dat de uit hun bunker verdreven meisjespadvinders ook zo'n
troepenhuis wilden hebben.
In 1955 bestonden Die Bogeheimers tien jaar en dat moest natuurlijk
gevierd worden. Op de uitnodiging voor de viering van dit heuglijke
Guus Glass was een van de hopmannen na het vertrek van Herman
Slot.
Feestelijke ingebruikneming van het nieuwe troepenhuis van Die
Bogeheimers in 1949.
feit stond: "Zoals U vermoedelijk al weet, zullen we het 10-jarig
bestaan vieren door een bonte avond te geven. Komt allen en brengt
vrienden en kennissen mee, om zodoende mee te helpen aan het
welslagen van onze tweede lustrumviering.
Men kampte in die tijd al met een tweetal problemen, die eigenlijk
altijd zijn blijven bestaan. Dat is in de eerste plaats een tekort aan
leiding en in de tweede plaats een gebrek aan geld.
De activiteiten
Bij scouting hebben van oudsher activiteiten plaatsgevonden
die elk jaar terugkwamen. De jongensgroepen vieren altijd een
midwinterfeest in december en Sint-Jorisfeest in april. Laatstgenoemd
feest is opgehangen aan het ridderverhaal 'Sint-Joris en de draak'.
Elke feestdag wordt in het teken geplaatst van een thema, zoals een
bepaald land. De scouts krijgen dan opdrachten of spelen die op dat
land betrekking hebben. Aan het eind van de dag wordt er met de hele
groep gegeten en wordt de avond afgesloten met een kampvuur.
28