evenals verschillende van haar dorpsgenoten, ingelaten met de grondspeculatie, want zelf ondernam zij niets met haar stukje land. Mogelijk heeft haar broer Johan Vahl. bollenkweker in Heiloo, die bij de koop als haar gemachtigde optrad, het nog gebruikt voor de teelt van bloembollen. Anticiperend op de komende huizenbouw, kon men met de speculatie in grond aan de Rijksstraatweg aanzienlijke bedragen verdienen. Johanna Vahl kocht het perceel grond voor 900 gulden en verkocht het in 1923 voor 1800 gulden! Tot de naweeën van de Eerste Wereldoorlog behoorde de hongersnood, die in 1919 en 1920 in Oostenrijk, vooral in Wenen, heerste. Veel Oostenrijkse kinderen werden in deze jaren in Nederlandse gezinnen opgevangen. Ook in Castricum was dat het geval. De Castricumse pastoor Voets schreef hierover in 1971 ineen historische terugblik: "In 1920 nam men in Castricum 80 kinderen op uit Wenen. Er werd een collekte gehouden om reisgeld bij elkaar te krijgen en vele gezinnen waren gelukkig met een kind. Er waren er in 1920 zoveel, dat er op woensdagmiddag in de katholieke school aparte godsdienstlessen werden gegeven in het Duits". Tot de kinderen die in 1920 uit Wenen naar Castricum kwamen om aan te sterken, behoorden de 6-jarige Edmund Travnicek en zijn halfbroer Leopold Leitner. Beiden keerden niet terug naar Oostenrijk en bleven in Castricum. Edmund werd opgenomen in het kinderloze gezin van Piet Beentjes en zijn vrouw Agatha. Hij volgde hier de lagere school, vervolgens de ambachtsschool in Alkmaar, waar hij werd opgeleid tot smid en bankwerker. Als smid werkte hij onder andere bij Doris de Groot in de Schoolstraat. In de oorlog werd Edmund wegens zijn Oostenrijkse nationaliteit opgeroepen voor actieve dienst in het Duitse leger, maar hij vluchtte en dook onder in Noord-Brabant. Daar leerde hij zijn vrouw Anna van Schijndel kennen. Het huwelijk vond plaats in 1949, waarna het echtpaar in de Kon. Julianastraat ging wonen. In 1952 trokken ze in bij hun pleegmoeder Agatha Limmen in de Dorpsstraat, die ziek was en verzorgd moest worden. Zij overleed in 1956, maar had inmiddels Edmund Travnicek als haar zoon geadopteerd. Deze verkreeg dus na het overlijden van zijn stiefmoeder het pand Dorpsstraat nr. 17 in eigendom en bleef er wonen met zijn gezin, dat inmiddels drie kinderen telde. Edmund stierf in 2000. Zijn zoon Peter Travnicek merkte over zijn vader in een memoriam onder meer op: "De man voor de sloten op Duin en Bosch, maar ook daarbuiten. In zijn vrije tijd fluitend werken en klussen in de garage of soms bij bekenden, die een beroep op hem deden. Kandelaars, fietsen, grasmachines; het maakte niet uit. Hij repareerde alles wat van metaal was". En: "Hij uitte zijn gevoel niet altijd zo nadrukkelijk over zijn verdriet om zijn moeder, die hij na aankomst hier in Castricum niet meer heeft gezien en om zijn jong gestonken broers. Hij heeft hen altijd gemist. Foto genomen ca. 1985 met van rechts naar links de villa's Dorpsstraat 17, 19 en 21. Agatha Travnicek-van Schijndel is nog maar kort geleden gestorven en het huis kreeg een andere eigenaar. Zoals hiervoor werd beschreven, kwam in 1920 ook Leopold Leitner, de halfbroer van Edmund Travnicek, naar Castricum. De geschiedenis van Leopold, met wie Edmund altijd een nauw contact heeft onderhouden, is uitvoerig beschreven in het 23e jaarboekje van de Werkgroep Oud-Castricum. Boerenleenbank (nr. 19) De villa Dorpsstraat nr. 19 dateert van 1921. toen Floris Twisk hem liet bouwen op grond die hij had gekocht van bollenteler Herman van Lith. Floris was in 1862 in Castricum geboren, als zoon van Wilhelntina Foto van ca. 1980 met zicht op een aantal panden in de Dorps straat. Van rechts naar links de 'oude'panden nrs. 19, 21, 23 en de nieuwbouwpanden 25 en 27. Kuijs en de landbouwer Comelis Twisk, een karakteristieke Castricumse persoonlijkheid, die bij zijn dood een groot bezit aan land. boerderijen en huizen naliet. Floris ontpopte zich als een veelzijdig man. Hij was wagenmaker, timmerman, boer en kassier van de Boerenleenbank. Een proeve van zijn grote bekwaamheid als wagenmaker valt nog te bewonderen in de voortuin van zijn kleinzoon Jan Twisk, Dorpsstraat 11. Floris Twisk huwde in 1883 met Pietertje Schut. Het gezin, dat toen het in 1921 in de Dorpsstraat ging wonen 7 kinderen telde, had daarvoor reeds meerdere verhuizingen achter de rug. Een zoon van Floris karakteriseerde zijn vader wat dit betreft als een rusteloze man. Voor de verhuizing naar de Dorpsstraat bewoonde het gezin de boerderij Mariahoeve aan de Brakersweg (nu Walstro), waar Floris reeds kantoor hield voor de Boerenleenbank, die hij in september 1904 mee had helpen oprichten. In de eerste jaren na de oprichting van de bank stelden deze activiteiten nog niet zo veel voor. Floris hield, als eerste kassier van de bank. elke zaterdagmiddag van 3 tot 5 uur spreekuur in zijn huis en elke zondagmiddag tussen 3 en 4 uur in de kaasfabriek, tegen een salaris van 30 gulden per jaar. Naarmate de activiteiten van de bank zich gingen uitbreiden, vond Floris dat de dienstverlening in het centrum van het dorp thuishoorde en dat was dan ook de voornaamste reden om in de Dorpsstraat te gaan wonen. In zijn nieuwe huis richtte hij hiertoe een afzonderlijk kantoor in, met een nog bestaande ingang, aan de zijkant van de villa. Lang heeft Floor Twisk overigens niet van zijn nieuwe behuizing kunnen genieten, want hij overleed op 11 juni 1923, in een periode die voor de Boerenleenbank zeer zorgelijk was, wat wellicht zijn gezondheid niet ten goede is gekomen. Er verscheen een 'in memoriam' in de plaatselijke krant, waarin Floor Twisk zeer werd geprezen om zijn verdiensten voor de 52

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 2004 | | pagina 52