Genoemde Otto Kehl schijnt in Castricum in elk geval het beroep
van broodbakker te hebben geruild voor bloemkweker, waartoe hij
rond de boerderij een groot stuk land had aangekocht. Niet lang
na het overlijden in januari 1894 van zijn vrouw. Aafje Zonjee.
verhuisde hij met zijn nog thuis wonende kinderen naar een niet
meer bestaand pand verderop in de Dorpsstraat, ter hoogte van het
huidige Corso-theater, waar hij een bloemenzaak begon. De traditie
van de handel in bloemen werd voortgezet door zoon Jan Kehl, die
in 1922 op ongeveer dezelfde plaats in een nieuw gebouwd pand de
bloemenzaak begon, die in 1935 door Cools werd voortgezet en nog
steeds onder deze naam bestaat. De boerderij en het omringende land
verhuurde Otto Kehl aan de Castricumse bloemkweker Bernardus
Res en zijn vrouw Trijntje Fraijman. Van deze Res is bekend dat hij
het kweken van bloemen al spoedig opgaf om een nieuw bestaan
op te bouwen als gemeenteontvanger en later als bankier van de
Boerenleenbank. Dat zou dan kloppen met het feit dat zich reeds in
1900 nieuwe bewoners van de boerderij aandienden in de personen
van de uit Limmen afkomstige bollenkweker Piet Valkering met zijn
echtgenote Agaath Heere, met wie hij in dat jaar getrouwd was.
Valkering bouwde een aanzienlijk bezit aan land op voor het telen van
bloembollen, binnen het dorp aan de oostkant van de Rijksstraatweg
en op de Zanderij. Hij stond bekend om zijn fabelachtige kennis
van dit gewas. Hij onderscheidde vrijwel feilloos de diverse soorten
bollen, als partijen door elkaar waren geraakt en ook zieke bollen
haalde hij er vlot tussenuit. Hiermee was hij zijn tijd ver vooruit,
want nog niet lang geleden publiceerde het Noord-Hollands
Dagblad overeen machine die middels röntgenstraling zieke bollen
van gezonde kan onderscheiden, waarmee volgens de krant een
vraagstuk dat al honderd jaar speelt, zou zijn opgelost. Het toeval
wil dat het apparaat "de machine van Valk' wordt genoemd, maar dat
slaat niet op Valkering maar op de uitvinder Hans Valk uit Lisse.
Piet Valkering was ook actief in de politiek. Zo maakte hij tijdens
de ambtsperiode van burgemeester Lommen (1918-1936) enige tijd
deel uit van het gemeentebestuur.
Door crisisomstandigheden en water- en vorstschade gedurende
twee opeenvolgende jaren ging het bollenbedrijf van Valkering ten
gronde. Om de schade te beperken verkocht hij achtereenvolgens
stukken van zijn land aan de Rijksstraatweg ten behoeve van de
woningbouw, waaronder enkele van de villa's die in dit artikel ter
sprake komen. Ook bleef hij actief in de bloembollenhandel als
commissionair en hij werd vanwege zijn deskundigheid bovendien
door vele bollenkwekers nog vaak ingehuurd.
Het woonhuis van Piet Valkering kwam via enkele tussenpersonen,
waaronder de zich inmiddels makelaar noemende Johannes
Koopman, in 1922 in het bezit van Simon Twisk, die er na
zijn huwelijk met Jacoba Hendriks - hij was toen 23 jaar - ging
wonen. Met zijn toen nog thuis wonende broer Gerrit Twisk legde
hij de grondslag voor de firma die bekend werd onder de naam
'Gebroeders Twisk, bloembollenkwekers en handelaars'. In 1922
kreeg Simon Twisk vergunning om achter het huis een schuur te
bouwen, die echter reeds een jaar later door brand werd verwoest.
Het verhaal wil dat in de schuur toen varkens werden gehouden, die
in paniek over de Dorpsstraat renden, wat tot een grote consternatie
in het Dorpscentrum aanleiding heeft gegeven. Kort daarop kwam
de grote bollenschuur tot stand, die er tot vandaag de dag nog
staat en die, als een geluk bij een ongeluk, goed van pas kwam
toen de gebroeders Twisk bollengrond in de Zanderij in gebruik
namen, een gebied genaamd de Bulb, dat zij hadden gekocht van
een Amerikaans bedrijf dat daar enkele jaren, zonder commercieel
succes, bollen had geteeld.
In 1929 viel de firma van de gebroeders Twisk uiteen en verhuisde
Simon Twisk, die wel de Bulb bleef beheren, naar Stationsweg nr. 11
en betrok Gerrit Twisk, die in dat jaar gehuwd was met Geertruida
Meijne, de boerderij aan de Dorpsstraat. In 1950 werd vergunning
verleend voor de uitbreiding van de woning met een garage en een
bijkeuken. Gerrit Twisk overleed in 1975. Zijn zoon Jan Twisk nam
het bedrijf, dat zich inmiddels had gespecialiseerd op de handel in
planten en bloemen, in 1972 over. Hij liet in 1988 de voorgevel,
vooral de raampartij, veranderen, wat zeker geen verslechtering kan
worden genoemd. Hoewel sinds kort gestopt met het bedrijf, wonen
Jan Twisk en zijn vrouw er nog steeds.
Toen er nog bloemen en planten werden verkocht, was het uitzicht
op de boerderij wat beperkt door de ruime uitstallingen op de
stoep en vooral door de grote hekken die er na de openingsuren
als afscherming werden geplaatst. Dit is nu anders en men kan het
pand weer ongehinderd aanschouwen, evenals in de voortuin de
prachtige disselwagen die ooit door Floris Twisk, de grootvader van
Jan Twisk, is gebouwd.
Res Residence (nr. 13)
De villa Dorpsstraat nr. 13 draagt bij de zij-ingang de naam Res
Residence, een aardige woordspeling die aangeeft dat het huis reeds
geruime tijd in bezit is van leden van de familie Res, terwijl bij de
bouw ook een Res, de timmerman en aannemer Jacobus Res, was
betrokken. Dit was een broer van de hiervoor genoemde Bernardus
Res, die met zijn gezin enige tijd de besproken boerderij Dorpsstraat
nr. 11 bewoonde.
Niettemin was de oorspronkelijk bewoner van Dorpsstraat nr. 13
geen Res. Het was de in 1906 vanuit Hoogwoud in Castricum
ingeschreven Simon Vlaar, timmerman en in dienst van de genoemde
Jacob Res, die het huis in 1913 had gebouwd op grond afkomstig
van bollenkweker Adriaan van Lith. Het gezin van de in 1860 in
Westwoud geboren Simon Vlaar en zijn vrouw Antje Appelman
telde, toen het zich in de Dorpsstraat vestigde, negen kinderen, dus
een wat ruime woning kwam wel van pas.
Simon Vlaar overleed in 1926. Zijn vrouw Antje Vlaar-Appelman
overleed niet lang daarna, in 1929 op 64-jarige leeftijd. De kinderen
kwamen nu in het bezit van het huis, maar slechts de in 1888 in
Venhuizen geboren dochter Anna Vlaar bleef er wonen. Zij was niet
getrouwd en voorzag in haar onderhoud met het geven van knip-
en naailessen. Ook verhuurde zij woonruimte. In een periode vanaf
1935 tot 1941 staan bijvoorbeeld in de plaatselijke krant advertenties
van de muziekleraar J. Streuli met als adres Dorpsstraat 13. Uit
een openstaand raam zullen toen in de Dorpsstraat wel eens min
of meer vrolijke muziekklanken hebben geklonken, want Streuli
kwam vanuit Amsterdam één dag in de week naar Castricum, waar
hij bij mevrouw Vlaar een kamer had gehuurd voor het geven van
piano- en orgelles. Zijn broer Pieter Streuli, die als verpleger werkte
Ernstig kijkende gemeentebestuurders, met naast burgemeester
Lommen, van links naar rechts: Piet Valkering, Gerrit Kuijs en
Gerrit Louter.
50